Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3120/GB, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3120/GB

Betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.A. van den Berg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 september 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Torentijd te Middelburg. Op 31 juli 2015 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is in 1970 naar Nederland gekomen en hij heeft tot zijn pensioen in 2011 in de scheepsbouw gewerkt. Klager woont derhalve al 45 jaar in Nederland. Klager heeft
een
gezin in Nederland. Zijn twee dochters en drie kleinkinderen zijn in Nederland geboren en opgegroeid. Sinds klagers scheiding in 2009 woonde hij bij zijn dochter in Middelburg. Verwezen wordt naar een verklaring van klagers dochter over haar band met
haar vader. Klager kreeg tijdens zijn verblijf in de locatie Torentijd te Middelburg iedere week bezoek van zijn dochter en kleinkind en/ of van zijn schoonzoon en kleinkind. Nu klager in de p.i. Ter Apel verblijft is het voor zijn familie niet (meer)
mogelijk om hem te bezoeken. Klagers jongste dochter is deels arbeidsongeschikt en kan de reis naar de p.i. Ter Apel niet aan. Klagers andere dochter heeft een gehandicapt kind waardoor het voor haar ook niet mogelijk is om hem te bezoeken. Klagers
jongste dochter heeft niet de beschikking over een computer en kan derhalve niet via skype met klager contact onderhouden. Een regeling om driemaandelijks de p.i. Ter Apel te verlaten in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting,
staat niet in verhouding tot de wekelijkse bezoeken die klager van zijn kinderen en kleinkinderen ontving. Verwezen wordt naar een verklaring van klagers oudste dochter. Klager merkt op dat tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning en het
opleggen van een inreisverbod door klager beroep is aangetekend. Dit beroep loopt nog. De Dienst Terugkeer en Vertrek heeft aangegeven dat klager pas wordt uitgezet op het moment dat hij voor strafonderbreking in aanmerking komt en dat zal niet eerder
zijn dan in 2017. Uit de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt dat met de hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden geen rekening is gehouden. Verwezen wordt naar RSJ 31 augustus 2012, 12/1984/GB. Klager doet een beroep op artikel 8 Europees
Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Klager is in de p.i. Ter Apel verstoken van bezoek. Klagers belang bij plaatsing in een p.i. in de buurt van zijn familie/ sociale netwerk dient – mede gezien zijn zeer langdurige legale verblijf in Nederland

zwaarder te wegen. Daarnaast is een uitzetting nog niet aan de orde. Verwezen wordt naar RSJ 30 maart 2015, 15/0174/GB.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers einddatum is gesteld op 19 december 2019. Klagers verblijfsvergunning is ingetrokken en aan klager is een inreisverbod van tien jaar
opgelegd. Klager heeft geen verblijfsrecht in Nederland en hij is ongewenst verklaard. Klager is een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling en moet daarom worden geplaatst in een inrichting bestemd voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. De p.i. Ter Apel is een dergelijke inrichting. Klager gaat in beroep vanwege bezoektechnische redenen. De in bezwaar en beroep genoemde gronden vormen geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan gekomen moet worden tot een ander
besluit. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. De p.i. Ter Apel is, onder meer, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in beginsel
geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

4.3. Klager heeft na de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Gelet daarop komt klager in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een inrichting bestemd voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. Van de twee inrichtingen in Nederland die bestemd zijn voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen is de p.i. Ter Apel bedoeld voor opname van gedetineerden die een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen van meer
dan
vier maanden. Klager heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van tien jaar opgelegd gekregen. Klager voldoet aan alle vereisten voor plaatsing in de p.i. Ter Apel. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting
dan
in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten doch daartoe wordt slechts overgegaan indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden. Als reden voor afwijking wordt in klagers geval aangevoerd dat het voor klagers familie niet
mogelijk is om hem te bezoeken in de p.i. Ter Apel in verband met de afstand en persoonlijke omstandigheden. De beroepscommissie acht die redenen onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van de standaardplaatsing in een inrichting bestemd voor
strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Problemen bij het bezoek zijn enerzijds inherent aan detentie, zeker indien sprake is van plaatsing in een inrichting bestemd voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, omdat er daarvan slechts twee
zijn
in Nederland, terwijl anderzijds de gestelde problemen ten aanzien van de afstand en persoonlijke omstandigheden waardoor het reizen naar de p.i. Ter Apel niet mogelijk is, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. Nadelige gevolgen van detentie voor
familie- en gezinsleven zijn onvermijdelijk en leveren dan ook in dit geval geen strijd op met artikel 8 van het EVRM. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van M.C. Coster, secretaris, op 4 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven