Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0388/GA, 24 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/388/GA

betreft: [klager] datum: 24 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 februari 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door [...], waarnemend voor mevrouw mr. B.A.M. Hendrix, en [X], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught. Na afloop van
de
zitting hebben de leden van de beroepscommissie, onder begeleiding van [X], de ruimte waar de urinecontroles worden afgenomen op de afdeling waar klager verblijft geschouwd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de wijze waarop de urinecontrole is afgenomen op 7 januari 2015; en
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het uiten van ernstige beledigingen richting het personeel en het schelden bij de rapportafhandeling.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 30 juncto artikel 29 van de Pbw dient een urinecontrole op een besloten plaats afgenomen te worden. In klagers geval
stond
de deur helemaal open. Dit komt vaker voor. Mensen die langs lopen, kunnen naar binnen kijken. Klager heeft ook wel eens meegemaakt dat de deur open stond, terwijl er bij een medegedetineerde een urinecontrole werd afgenomen en hij alles kon zien.
Klager draaide zich derhalve weg van de deur om te plassen en wilde zich niet omdraaien, omdat de deur geopend was. Ter zitting heeft klager gedemonstreerd hoe ver de deur tijdens de eerste en de tweede urinecontrole open stond en waar de plaats, waar
de urinecontroles worden afgenomen, zich bevindt ten opzichte van het aanrecht in de keuken van de leefruimte. Nadat hij de eerste keer had geplast, moest hij van de p.i.w.-er de urine weggooien.

Daarna werd de urinecontrole nog een keer afgenomen en waren er twee personeelsleden bij aanwezig. De deur ging toen weer niet dicht. Er werd gelachen en klager voelde zich vernederd. Klagers privacy dient te worden gewaarborgd en door de deur niet te
sluiten, wordt zijn recht op privacy geschonden. Bij een op een kier openstaande deur kan ook auditief en visueel toezicht plaatsvinden.
Ten aanzien van de disciplinaire straf is door en namens klager aangevoerd dat het niet gaat om een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De uiting van klager moet niet opgevat worden als een dreigement, maar als een
uiting van boosheid en onmacht. Hij zei: “Ik had hem eigenlijk de urine in zijn gezicht moeten gooien.” De uiting was bovendien niet gericht aan de p.i.w.-er waarmee hij stond te praten, maar aan een derde. Hij heeft niet geschreeuwd en gescholden. Bij
de rapportafhandeling heeft hij enkel, wijzend naar het personeel, gezegd: “Heb je nou je zin?” De hoogte van de straf is, gelet op het voorval, niet redelijk en niet proportioneel. Klagers uiting van boosheid kan niet worden aangemerkt als een feit
dat
onverenigbaar is met de orde of veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Verzocht wordt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verblijft binnen de ISD afdeling op een structuurafdeling. Hij moet, voor wat betreft de deelname aan het dagprogramma, aangestuurd worden.
De
deur van de ruimte waar de urinecontroles worden afgenomen is normaliter dicht wanneer er een urinecontrole wordt afgenomen. Een p.i.w.-er gaat dan met de gedetineerde mee naar binnen. In verband met de veiligheid van het personeel, staat de deur soms
open. Klager had een aanvaring met een p.i.w.-er, waardoor de p.i.w.-er de deur open heeft gelaten voor zijn eigen veiligheid. De p.i.w.-er voelde zich bedreigd. Er is nooit iemand aanwezig in de keuken als er een urinecontrole wordt afgenomen. Klager
heeft zelf gezegd dat er geen gedetineerden waren. De uiting van klager is opgevat als een rechtstreeks dreigement. Ten tijde van het voorval viel er niet met klager te praten. Er zijn hem meerdere rapporten opgelegd in verband met bedreigingen. Het
personeel voelt zich vaker bedreigd door klager. Er is klager een straf opgelegd in verband met een serieus dreigement. De straf had ook in een strafcel ten uitvoer kunnen worden gelegd. Ter zitting verklaart de directeur dat de weergave van klager
over
de rapportafhandeling juist zou kunnen zijn.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde verplicht worden urine af te staan. In artikel 30, tweede lid, van de Pbw is artikel 29, derde
lid, van de Pbw van overeenkomstige toepassing verklaard op de urinecontrole. In dit laatstgenoemde artikel is – voor zover in beroep van belang – bepaald dat de afname van de urine op een besloten plaats plaatsvindt.
Uit eigen bevindingen van de beroepscommissie is gebleken dat de deur naar de ruimte waar de urinecontroles worden afgenomen, zich in de keuken bevindt en dat, wanneer de deur (half) open staat, gemakkelijk vanuit de keuken en de leefruimte de ruimte
ingekeken kan worden. Wanneer de deur (half) open staat, is er derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van een “besloten plaats” als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Pbw. De deur zou in beginsel gesloten moeten zijn.
Gelet op het verhandelde ter zitting, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de deur tijdens de afname van de eerste urinecontrole op een kier open stond en tijdens de afname van de tweede urinecontrole geheel open stond. Door de deur open
te
laten staan tijdens het afnemen van de urinecontrole is gehandeld in strijd met de wet. Het beroep zal dan ook in zoverre gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming
vaststellen op € 7,50.

Voor wat betreft het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat de disciplinaire straf, zo blijkt uit de mededeling, aan klager is opgelegd, omdat hij het personeel zou hebben beledigd en zou hebben gescholden tijdens de rapportafhandeling. Uit
de inlichtingen van de directeur volgt echter dat klager een straf opgelegd heeft gekregen omdat hij verbale bedreigingen heeft geuit richting het personeel.
Gelet op hetgeen ter zitting en uit de stukken naar voren is gekomen, is de beroepscommissie van oordeel dat het opleggen van een disciplinaire straf aan klager op
7 januari 2015 in verband met hetgeen zich in de gang richting de werkzaal heeft voorgedaan onredelijk en onbillijk moet worden geacht. Gebleken is dat klager geïrriteerd raakte als gevolg van de, volgens hem niet juist uitgevoerde, urinecontroles en
zich daarover jegens een p.i.w.-er heeft geuit. Klager heeft een opmerking gemaakt die was gericht tegen een derde p.i.w.-er. De beroepscommissie is van oordeel dat een dergelijke opmerking als een uiting van boosheid moet worden gezien en niet als een
belediging of bedreiging. Verder is de beroepscommissie niet gebleken dat klager bij de rapportafhandeling heeft gescholden. Daarmee komen de gronden die aan de bestreden beslissing ten grondslag liggen te ontvallen en dient het beklag alsnog gegrond
te
worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 52,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 60,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. MJ. Stolwerk, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en J. Plaisier, Msc, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M. van Eijk, secretaris, op 24 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven