Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3689/GB, 14 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3689/GB

Betreft: [klager] datum: 14 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Zanden, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 september 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 september 2013 gedetineerd. Hij verbleef in locatie De Karelskamp te Almelo. Op 1 september 2014 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan, gelet op de tijd die hij inmiddels in detentie heeft doorgebracht, zijn gedrag in de inrichting en het vonnis in eerste aanleg, in aanmerking komen voor detentiefasering en verlof. Klager is door de inrichting voorgesteld voor plaatsing in
een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en/of deelname aan een penitentiair programma met elektronisch toezicht (p.p./e.t.). Hierbij zou hij het programma vanuit zijn verlofadres kunnen volgen. Door de reclassering is een concreet en strak
plan van aanpak opgesteld. Klager stemt daar volledig mee in. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft desgevraagd negatief geadviseerd omdat het OM en klager hoger beroep hebben ingesteld en niet ondenkbeeldig wordt geacht dat aan klager een hogere
gevangenisstraf zal worden opgelegd. Het gevaar voor recidive zou, gelet op het aantal overvallen, ook niet denkbeeldig zijn alsmede de daarmee gepaard gaande maatschappelijke onrust indien klager vrijheden verleend zou krijgen. In het bezwaarschrift
is
uitvoerig onderbouwd waarom de selectiebeslissing vernietigd zou moeten worden. Klager is van mening dat de uitspraak van de rechtbank leidend dient te zijn en niet de verwachting van het OM. De selectiefunctionaris is niet gebonden aan het advies van
het OM en mag daarvan afwijken. In klagers geval had de selectiefunctionaris van die mogelijkheid gebruik moeten maken. In zijn reactie op het bezwaarschrift meldt de selectiefunctionaris als reden voor de ongegrondverklaring het nog niet
onherroepelijke vonnis van de rechtbank en de omstandigheid dat klager het feit waarvoor hij thans gedetineerd is, gepleegd heeft tijdens een proeftijd. Dit mag niet leiden tot de aanname van recidivegevaar omdat enerzijds klager hoger beroep heeft
ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en anderzijds omdat het feit waarvoor hem een proeftijd is opgelegd van zeer geringe aard is. Deze omstandigheden zijn daarom in de ogen van klager onvoldoende om de recidivegrond aannemelijk te maken. Ook
de omstandigheid dat de reclassering geen oordeel heeft willen geven over het recidivegevaar nu klager ontkent, is daarvoor onvoldoende zwaarwegend. Diezelfde reclassering adviseert daarbij wel klager in aanmerking te laten komen voor een p.p./e.t.
Klager niet toe te staan deel te nemen aan een p.p. vanuit zijn verlofadres, betekent dat klager zijn partner niet bij kan staan, terwijl deze die bijstand gelet op haar medische toestand en behandelmogelijkheden wel nodig heeft. Het beroep dient
daarom
gegrond te worden verklaard en aan klager ware een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
Inmiddels heeft het hof op 16 december 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep en daarbij is het vonnis in eerste aanleg bevestigd. De strafmaat is ongewijzigd gebleven. Het beroep van het OM was overigens niet gericht tegen de eerdere vrijspraken in
eerste aanleg en ook is er in hoger beroep geen TBS geëist. Dit heeft tot gevolg dat een belangrijk deel van de motivering van de beslissing van de Staatssecretaris thans niet meer valide is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager voldoet objectief gezien aan de criteria voor detentiefasering. Omdat het OM heel stellig was in het advies en omdat er in de ogen van de selectiefunctionaris sprake was van recidivegevaar, is het bezwaar tegen de beslissing om hem in een
normaal
beveiligde inrichting te plaatsen, ongegrond verklaard. Uit de reclasseringsrapportage over klager komt naar voren dat omtrent het recidiverisico en het risico van onttrekken aan te stellen voorwaarden geen goede inschatting kan worden gemaakt, zulks
omdat klager ontkennende verdachte is. Deze rapportage is daarom onvoldoende om als basis te kunnen dienen voor een eventuele detentiefasering. Klager is, overeenkomstig het advies van de directeur van de locatie De Karelskamp, geplaatst in een normaal
beveiligde inrichting. De persoonlijke omstandigheden van klagers partner hebben de selectiefunctionaris geen aanleiding gegeven tot een andere inschatting. Die omstandigheden waren ook al aanwezig voordat klager de delicten heeft gepleegd waarvoor hij
thans is gedetineerd. Klager heeft daarom zelf het risico genomen dat hij geen zorg kon geven aan zijn partner.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing in eerste aanleg was veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing was klager in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en zes maanden. Tegen dat vonnis is door klager en het OM hoger beroep ingesteld. Op 16 december 2014 heeft het
gerechtshof uitspraak gedaan in die zaak en klager tot eenzelfde gevangenisstraf veroordeeld. Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk.
Vast kan worden gesteld dat het OM negatief heeft geadviseerd op het verlenen van vrijheden, zoals plaatsing in een minder beveiligde inrichting en/of het verlenen van verlof omdat (ook) het OM in hoger beroep is gegaan van het vonnis in eerste aanleg
en verwachtte dat in hoger beroep een aanmerkelijk hogere straf zou worden opgelegd.
Tenslotte komt uit de reclasseringsrapportage naar voren dat geen inschatting kan worden gemaakt van het recidivegevaar.
Aan het advies van het OM had de selectiefunctionaris geen doorslaggevende betekenis mogen geven. Dit advies was immers slechts gebaseerd op een verwachting van het OM dat uitging van de eis die was gesteld in eerste aanleg. De selectiefunctionaris had
in dit geval meer waarde moeten hechten aan het vonnis in eerste aanleg, welk vonnis ten tijde van de bestreden beslissing een feitelijk gegeven was. Gelet daarop en gelet op de omstandigheid dat zowel de inrichtingsdirecteur als de reclassering
positief hebben geadviseerd ten aanzien van eventuele detentiefasering moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als
onredelijk
of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak
binnen
een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven