Nummer: 15/208/GB
Betreft: [klager] datum: 6 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Zanden, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 januari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding van een uitspraak van de beroepscommissie van 14 januari 2015 (met kenmerk 14/3689/GB) beslist tot plaatsing van klager in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 16 september 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Karelskamp te Almelo. Op 1 september 2014 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt..
2.2. Bij uitspraak van 14 januari 2014, met nummer 14/3689/GB, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Pbw is het beroep van klager, gericht tegen de beslissing van de selectiefunctionaris van 26 september 2014, gegrond
verklaard, waarbij aan de selectiefunctionaris opdracht is gegeven tot het nemen van een nieuwe beslissing.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar hetgeen door en namens klager in het kader van de behandeling van het beroep met kenmerk 14/3689/GB naar voren is gebracht. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris bij de nieuwe beslissing ten onrechte rekening
heeft gehouden met de positieve urinecontroles. De selectiefunctionaris had moeten oordelen naar de stand van zaken ten tijd van het nemen van de eerste beslissing. Ook als de urinecontroles wel hadden mogen meegewogen, had dit niet tot de bestreden
beslissing mogen leiden. Klager heeft twee positieve uitslagen gehad die beiden plaatshadden voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak. Nadien heeft hij steeds negatief gescoord. De selectiefunctionaris verwijst in zijn beslissing
naar het thans geldende drugsontmoedigingsbeleid. Daarbij houdt hij er onvoldoende rekening mee dat het beleid maatwerk mogelijk maakt. Namens klager wordt verwezen naar hetgeen daaromtrent wordt opgemerkt in de Nota van 10 december 2014
(Drugsontmoedingsbeleid en verslavingszorg gevangeniswezen). In dat drugsontmoedigingsbeleid is een sanctieschema opgenomen met daarin de mogelijke maatregelen bij een positieve urinecontrole. Uitsluiting van fasering staat daarin pas bij een derde
positieve urinecontrole binnen drie maanden als afzonderlijke sanctie vermeld. Klager is voor het druggebruik niet teruggeplaatst naar het basisprogramma zodat uitsluiting van detentiefasering niet aan de orde is. Gelet daarop is de beslissing om
klager
uit te sluiten van detentiefasering een te ver gaande maatregel. Klager heeft nadien nooit meer positief gescoord bij een urinecontrole terwijl ook alle inrichtingsadviezen over verlof en detentiefasering positief zijn. Met deze omstandigheden had de
selectiefunctionaris rekening moeten houden. Dat geldt temeer nu klagers einddatum van detentie nadert en hij er groot belang bij heeft op een goede manier te kunnen re-integreren. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat de selectiefunctionaris zijn
beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris is bij het nemen van zijn beslissing uitgegaan van de meest recente informatie. Klager heeft recent twee keer positief gescoord op het gebruik van softdrugs, hetgeen voor de inrichting aanleiding was negatief te adviseren ten
aanzien van een verlofaanvraag. Anders dan de raadsvrouw schrijft, moeten recente omstandigheden meegewogen worden bij beslissingen als de onderhavige. De positieve uitslag van 17 december 2014 was de derde positieve uitslag binnen drie maanden. Dit
heeft de selectiefunctionaris meegewogen bij zijn thans aan de orde zijnde beslissing.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zutphen is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de beroepscommissie dat tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris bezwaar open stond en dat, indien van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt wordt, dit in beginsel
leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn beroep. De beroepscommissie acht in dit geval termen aanwezig om van dat beginsel af te wijken. Nu het hier een beroep betreft van een beslissing op basis van een eerder gegrond verklaard beroep
en de selectiefunctionaris (kennelijk) geen bezwaar heeft tegen een inhoudelijke afdoening door de beroepscommissie, zal de beroepscommissie klager ontvankelijk verklaren in zijn beroep en het beroep verder afdoen.
4.4. De beroepscommissie stelt voorop dat de selectiefunctionaris, bij het nemen van zijn nieuwe beslissing naar aanleiding van een gegrond verklaard beroep, niet is gebonden aan de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren bij het nemen van
de
eerdere beslissing. Hij mag ook nieuwe feiten en omstandigheden bij zijn beoordeling betrekken. Niet wordt door klager weersproken dat hij in de periode van september tot en met december 2014 driemaal positief heeft gescoord op het gebruik van
softdrugs tijdens detentie. De beroepscommissie acht klagers verklaring daaromtrent onvoldoende zwaarwegend om aan dat druggebruik voorbij te gaan. Gelet daarop kon de selectiefunctionaris in dat druggebruik een contra-indicatie zien voor het plaatsen
van klager in een inrichting waar meer regimaire vrijheden worden geboden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart verzoeker ontvankelijk in zijn beroep maar verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 maart 2015.
secretaris voorzitter