Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0973/TA, 7 augustus 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/973/TA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn huidige raadsman mr. N.M. van Wersch, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], senior
stafjurist.
Desgevraagd heeft het hoofd van de inrichting nadere inlichtingen verstrekt, die na ontvangst aan klager en zijn raadsman zijn doorgezonden met een reactietermijn van twee weken.
De schriftelijke reactie van klagers raadsman is ter kennisneming doorgezonden aan het hoofd van de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a: het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg Isis I
b: het niet ontvangen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering
c: afzondering op 14 december 2014
d: het weigeren van bezoek op 14 december 2014.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a en c en heeft het beklag onder b en d ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: Uit uitspraak ECLI:NL:HR:2011:BR5223 volgt dat deze afdeling wel degelijk een afdeling voor intensieve zorg is. Klager heeft op de afdeling Isis I achterstand in de behandeling opgelopen, omdat hij daar wel op de groep verbleef en sportte, maar hem
verder geen behandeling is aangeboden. Klager vermoedt dat dit te maken heeft met de reden van zijn overplaatsing naar die afdeling (de EO-uitzending van april 2014).
b: De inrichting moet volgens de regelgeving vaststellen in hoeverre een patiënt kan werken. Klager heeft recht op een uitkering van 70 % omdat hij wel wil maar niet kan werken. Klager kan niet stilzitten. Hij is getraumatiseerd, heeft psychische
klachten en heeft daardoor geen rust. Klager heeft tevergeefs geprobeerd een medische verklaring van de inrichtingsarts en de psychiater te verkrijgen maar wordt door hen van het kastje naar de muur gestuurd. Klager heeft daarom een brief aan
personeelslid Van L. gestuurd en ook personeelslid P. benaderd, maar ook van hen heeft hij niets meer vernomen. In de laatste behandelplanbespreking heeft klager daarom gemeld het zat te zijn. Op de afdeling Chepri heeft klager eenmaal met een
psychiater gesproken, maar tijdens zijn verblijf op Isis I nooit, terwijl ook op die afdeling de vraag naar zijn psychische arbeidsongeschiktheid relevant was. Het is de vraag hoe een psychiater op basis van één gesprek in staat kan worden geacht te
concluderen dat geen beperkingen bestaan ten aanzien van de arbeidsgeschiktheid. Klager geeft de beroepscommissie desgewenst toestemming om de desbetreffende gegevens op te vragen bij de betrokken psychiater teneinde de beweringen van de inrichting en
van klager te kunnen verifiëren.
c: Klager is al op zaterdag 13 december 2014 afgezonderd. Hij is die dag direct na het bezoek om 14.58 uur achter de deur gezet tot maandag 15 december 2014.
d: De inrichting heeft klagers echtgenote op 14 december 2015 gebeld en direct meegedeeld dat het bezoek, dat om 12.00 uur zou plaatsvinden, niet doorging. Het klopt dus niet dat het bezoek die dag is geweigerd omdat zijn echtgenote niet met de
inrichting in gesprek wilde gaan.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a: De afdeling Isis I is niet door de minister voor Veiligheid en Justitie aangewezen als een afdeling voor intensieve zorg. Klager krijgt op de Isis I wel behandeling, maar wellicht niet in de door hem gewenste mate. Uit navraag bij klagers toenmalige
hoofd behandeling en uit klagers behandelplannen is gebleken dat klager onder meer de behandelmodules delictanalyse, middelenanalyse, systeemtherapie, maatschappelijk werk, forensisch terugvalpreventieplan, Traject tijdsbesteding leren en werken (TLW)
en sociotherapeutische interventie zijn aangeboden. Klager heeft echter vrijwel iedere vorm van behandeling afgehouden tijdens zijn verblijf op de afdeling Isis I (met uitzondering van de blokken sport bij TLW), omdat hij van mening is dat hem ten
onrechte een tbs-maatregel is opgelegd.
b: Zoals in de huisregels is vermeld, wordt door het multidisciplinaire team bepaald of een patiënt een indicatie Activering (A) of Werk (W) krijgt. Uit navraag bij klagers voormalige manager behandelafdeling (Isis I) is gebleken dat klager contact
heeft gehad met de aan de inrichting verbonden psychiater en met de medische dienst teneinde na te gaan of sprake was van psychische dan wel lichamelijke beperkingen voor het volgen van een dagprogramma bij TLW. De psychiater en de medische dienst
hebben geen beperkingen vastgesteld. Klager is zeer gefrustreerd over de aan hem opgelegde tbs-maatregel en weigert onder meer om blokken bij TLW (op de blokken sport na) te volgen. Teneinde te trachten klager te motiveren en te activeren is er voor
gekozen om vanuit een A15-indicatie naar een W15-indicatie toe te werken. Klager dient 15 gevarieerde activeringsblokken (bijvoorbeeld sporten en koffiedrinken op de dagbesteding) te volgen.
c: Klager is op 13 december 2014 vanwege zijn gedrag ingesloten, maar heeft eerder die dag meer dan vier uren met medeverpleegden doorgebracht, zodat geen sprake is van afzondering op die dag. Die dag wilde men met klager in gesprek over het voornemen
hem de volgende dag afzondering op te leggen.
d: De beslissing tot weigering van het bezoek van klagers echtgenote is genomen na het telefoontje met haar.

3. De beoordeling
a: Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat afdelingen voor intensieve zorg bij afzonderlijke
bestemmingsaanwijzingen van de minister van Veiligheid en Justitie zijn aangewezen en dat de afdeling Isis I niet als een zodanige afdeling door de minister is aangewezen. De door klager genoemde uitspraak van de Hoge Raad kan hooguit leiden tot de
conclusie dat de afdeling Isis I in 2001 een zogenaamde ZIZ(zeer intensieve zorg)-afdeling was. Verder is in aanmerking genomen dat klager volgens verklaringen van de inrichting in beklag en beroep wel degelijk behandeling op afdeling Isis I is
aangeboden. Na de zitting heeft de inrichting schriftelijk medegedeeld welke behandelmodules aan klager zijn aangeboden en dat klager de behandeling (op sporten na) heeft geweigerd vanuit zijn frustratie over de hem opgelegde tbs-maatregel. Klagers
stelling dat dit niet klopt en hem vanwege deelname aan de EO-uitzending van april 2014 geen behandeling is aangeboden, is in het licht van het vorenstaande niet aannemelijk.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b: In paragraaf 5.9 van de huisregels van de inrichting is bepaald de hoogte van het variabele deel van het zak- en kleedgeld, waarmee de patiënt zijn inkomsten volgens het beloningsysteem kan verhogen, afhankelijk is van het percentage van de door de
patiënt gevolgde activiteiten en modules ten opzichte van de hem aangeboden activiteiten en modules. Ten tijde van het beklag had klager geen indicatie voor werk, maar een indicatie voor het volgen van 15 activeringsblokken; hij volgde 10 blokken,
waardoor hij voor 5 blokken is gekort. Klager stelt dat hij wel wil, maar niet kan werken en daarom recht heeft op een uitkering van 70% van de vergoeding die hij bij het verrichten van werk bij volledige arbeidsgeschiktheid zou ontvangen.
Niet is gebleken dat klager op grond van lichamelijke en/of psychische klachten ongeschikt was bevonden om aan de geïndiceerde 15 activeringsblokken deel te nemen. Gelet hierop is het niet onredelijk dat klager de niet actieve uren niet uitbetaald
heeft
gekregen. De omstandigheid dat klager vraagtekens zet bij het oordeel van de psychiater en de beroepscommissie toestemming heeft gegeven desgevraagd bij die psychiater navraag te doen, kan niet tot een ander oordeel leiden. In beklag en beroep staat
enkel de beslissing van het hoofd van de inrichting ter discussie en niet de handelwijze en/of de mening van de psychiater, waarop het hoofd van de inrichting is afgegaan.
Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

c: Uit artikel 57, derde en vierde lid, Bvt volgt dat tegen de oplegging van de ordemaatregel van afzondering beklag openstaat nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft. Vast
staat dat volgens de schriftelijke mededeling van de afzonderingsbeslissing is besloten tot afzondering, ingaande op 14 december 2014, 10.00 uur. Voldoende aannemelijk is echter dat klager feitelijk al op 13 december 2014 is afgezonderd, nu
onweersproken is dat hij na het bezoek die dag is ingesloten op zijn kamer totdat de afzondering op 15 december 2015 is beëindigd. De omstandigheid dat klager voorafgaand aan de insluiting op zijn kamer op 13 december 2014 meer dan vier uren
uitgesloten
is geweest, heeft - anders dan de inrichting meent - geen betekenis voor de vraag of hij die dag is afgezonderd. De afzondering is immers begonnen vanaf het moment dat klager die dag is ingesloten (vgl. RSJ 29 maart 2013, 12/3691/TA). Gelet op het
bepaalde in artikel 57, vierde lid, Bvt telt echter voor de ontvankelijkheid van het beklag 13 december 2014 als dag van oplegging van de afzondering niet mee. Gelet op het feit dat de afzondering op maandag 15 december 2014 is opgeheven, is geen
sprake
van afzondering die twee dagen heeft geduurd zodat klager niet in het beklag kan worden ontvangen. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

d: In de schriftelijke mededeling van 14 december 2015 van de afzonderingsbeslissing staat vermeld dat, zoals ook door de inrichting in de beklagprocedure naar voren is gebracht, klager evenals op 13 december 2014 ook op 14 december 2014 is verzocht in
gesprek te gaan over het incident tijdens het bezoek van zijn dochter en echtgenote op 13 december 2014, dat op 14 december 2014 is benoemd dat het bezoek geen doorgang zal hebben en dat het gesprek zal gaan over klagers gedrag, alsmede dat klager een
gesprek heeft geweigerd met onder meer de woorden: “geen bezoek is ook geen gesprek”. Verder is gemeld dat de inrichting klagers echtgenote in de ochtend van 14 december 2014 heeft gebeld om het incident te bespreken en door te geven dat het bezoek
geen
doorgang kon vinden en dat klagers echtgenote daarop de verbinding heeft verbroken waardoor geen verdere afspraken over bezoek gemaakt konden worden. Een en ander lijkt er op te duiden dat de beslissing tot het weigeren van bezoek van klagers
echtgenote
op 14 december 2014 al was genomen voordat telefonisch contact met klagers echtgenote werd opgenomen en de verbinding door haar werd verbroken. Dit kan echter niet leiden tot het oordeel dat ten onrechte is besloten tot de bezoekweigering van 14
december 2014, omdat vast staat dat die beslissing is genomen vanwege met name de gedragingen van klager op 13 december 2014 (het zonder toestemming willen meegeven van een knuffelbeer aan zijn dochter, de poging om deze vervolgens buiten medeweten van
de sociotherapie naar buiten te smokkelen alsmede dwingend en dreigend gedrag jegens de sociotherapeuten die hem daarop aanspraken). Verder speelde de houding van zijn echtgenote op 13 december 2014 ook een rol. Hoewel de reactie van klagers echtgenote
naar de sociotherapeuten dat zij het tegenover het kind niet konden maken de knuffelbeer weg te nemen niet geheel onbegrijpelijk voorkomt, heeft zij de desbetreffende sociotherapeuten genegeerd bij het verlaten van de inrichting. In het licht van de
gedragingen van klager en de houding van zijn echtgenote op 13 december 2014 kon in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting in redelijkheid worden besloten het bezoek van klagers echtgenote op 14 december 2014 te
weigeren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en prof. dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 7 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven