Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1190/TB, 27 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1190/TB

betreft: [klager] datum: 27 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 april 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie, gehoord.
Klager heeft afstand van horen gedaan met als reden: “geen zin”.

Op 15 juli 2014 is een brief ontvangen van mr. J. Zevenboom waarin hij zich heeft gesteld als raadsman van klager en heeft verzocht alle verdere correspondentie aan hem te richten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager met ingang van 9 april 2015 voor een periode van zeven weken ter observatie te plaatsen in FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna De Kijvelanden).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 7 mei 2012 geplaatst in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. Bij brief van 8 april 2015 heeft deze
kliniek de Staatssecretaris verzocht om een observatieplaatsing van klager. De Staatssecretaris heeft op 9 april 2015 beslist klager met ingang van die datum voor een periode van zeven weken ter observatie te plaatsen in De Kijvelanden. Op 21 mei 2015
heeft De Kijvelanden rapportage uitgebracht en geadviseerd klager verder te behandelen in de Van der Hoeven Kliniek. Bij schrijven van 9 juni 2015 heeft de Van der Hoeven Kliniek geadviseerd klager over te plaatsen naar een andere inrichting omdat de
behandelrelatie volledig en onherstelbaar is verstoord. Bij beslissing van 11 juni 2015 heeft de Staatssecretaris beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna FPC Van Mesdag), waarin klager inmiddels is geplaatst.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep niet toegelicht.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager kan niet in het beroep worden ontvangen omdat hij geen gronden van beroep heeft ingediend. Als klager wel in het beroep wordt ontvangen, geldt dat de
beslissing tot observatieplaatsing gerechtvaardigd is, nu deze is genomen op verzoek van de Van der Hoeven Kliniek vanwege stagnatie in de behandeling. Klager en de kliniek verschillen van mening over het behandeltraject. Ten behoeve van een goed
verloop van dat traject is het nodig om door middel van de observatieplaatsing drie door de Van der Hoeven Kliniek voorgelegde vragen beantwoord te krijgen. In de rapportage van 21 mei 2015 geeft De Kijvelanden suggesties voor verdere behandeling in de
Van der Hoeven Kliniek. Na terugkomst in laatstgenoemde kliniek is de spanning bij klager opgelopen en heeft een ernstig incident plaatsgevonden, waarna de Van der Hoeven Kliniek heeft besloten klager alsnog voor overplaatsing aan te bieden. Klager is
in middels in FPC Van Mesdag geplaatst. In verband met dit beroep zijn inlichtingen bij die kliniek ingewonnen. Daaruit komt naar voren dat klager volgens gebruik op een crisisunit in afzondering is geplaatst. Klager is goed in contact, maar voelt zich
wel somber en eenzaam. De afzondering is opgeheven en klager is op een unit met afdelingsarrest geplaatst, hetgeen passend is in de kennismakingsfase. Klager is rustig aanwezig op de groep. Als het gaat over het tempo van de behandeling, reageert
klager
wel geagiteerd. Op 2 juli 2015 is hij positief bevonden op THC. De voortgang van de behandeling wordt op korte termijn geëvalueerd.

4. De beoordeling
Klager kan in het beroep worden ontvangen, nu duidelijk is dat klager door het indienen van beroep te kennen heeft gegeven dat hij het niets eens is met de beslissing tot tijdelijke observatieplaatsing. Klager heeft geen raadsman opgegeven en tot en
met
de zitting heeft zich geen raadsman voor klager gesteld. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager ontvangen in zijn beroep.

Bij de beslissing tot het plaatsen van een verpleegde ter observatie als bedoeld in artikel 13 Bvt dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

De Staatssecretaris heeft bij de beslissing in aanmerking genomen dat na een aanvankelijk voorzichtig positieve ontwikkeling in de behandeling deze in de loop van 2014 is gestagneerd. In het verzoek om observatieplaatsing van de Van der Hoeven Kliniek
staat daarover onder meer vermeld dat klager betrokkenheid bij ruilhandel en gebruik van cocaïne heeft bekend, dat er verscheidene incidenten met verbale agressie naar medepatiënten hebben plaatsgevonden, dat eenmaal fysieke agressie naar een
medepatiënt op het sportveld heeft plaatsgevonden en dat vanaf december 2014 sprake is van een toename in aanvaringen met het behandelteam over onder meer urinecontroles en beperkingen vanwege gebruik van cannabis en alcohol, alsmede dat op 6 april
2015
sprake was van een incident waarbij klager door een arrestatieteam naar de separeerruimte moest worden gebracht. De Van der Hoeven Kliniek heeft ten behoeve van de observatieplaatsing drie vragen voorgelegd om te bezien of en hoe de behandeling in de
kliniek zou kunnen worden voortgezet c.q. of klager meer baat zou hebben bij plaatsing in een kliniek met een afdeling voor zeer intensieve zorg (VIC).

De observatieplaatsing heeft derhalve plaatsgevonden om te kunnen komen tot zorgvuldige besluitvorming over klagers verdere behandelingstraject.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing om klager ter observatie tijdelijk te plaatsen in De Kijvelanden, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en prof. dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven