Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1407/GA, 20 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/1407/GA

Betreft: [klager] datum: 20 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Lettinga, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 mei 2015 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. M. Lettinga en namens de p.i. Amsterdam Over-Amstel, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], psychiater.
Klager heeft kort voorafgaand aan de zitting laten weten geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid zelf zijn standpunt ter zitting toe te lichten.

Op 7 juli 2015 is van de directeur een aanvulling op het behandelplan ontvangen. Op 8 juli 2015 is van klagers advocaat een nadere reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 6 mei 2015, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de
duur van drie maanden.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Een deugdelijk verslag van het gesprek dat de directeur met klager heeft gevoerd over het voornemen van toepassing van a-dwangbehandeling ontbreekt. Derhalve kan niet worden gecontroleerd of klager
volledig is geïnformeerd over de procedure en wat het besluit zou kunnen inhouden. Evenmin is duidelijk welke feiten en omstandigheden uit de verklaring van de behandelend psychiater redengevend zijn geweest voor de bestreden beslissing. De verklaring
lijkt enkel te zijn opgesteld op basis van rapportages van anderen. Niet blijkt dat de behandelend psychiater met klager persoonlijk heeft gesproken. Het causaal verband tussen diagnose en oorzaak c.q. gevaar is niet voldoende gemotiveerd. Gesteld noch
gebleken is dat klagers beperkte gewetensfunctie de directe oorzaak is van het gevaar. Klager is in het verleden met anti-psychotica behandeld, doch dit heeft niet voldoende gewerkt. Klager begrijpt niet waarom hij nu wel baat zou hebben bij
anti-psychotica. De genoemde incidenten van 27 en 28 april 2015 zijn onvoldoende ernstig. De omstandigheden waaronder klager is gemotiveerd tot vrijwillige inname van medicatie zijn niet beschreven, zodat een weigering van klager hem niet kan worden
tegengeworpen. Ook wat betreft de verklaring van de tweede psychiater blijkt uit de bestreden beslissing niet welke feiten en omstandigheden uit die verklaring redengevend zijn geweest voor de toepassing van a-dwangbehandeling. Er wordt geen
onderbouwing gegeven voor de stellingnames in deze verklaring. De directeur is kennelijk zelf ook niet overtuigd door in zijn beslissing te wijzen naar de ‘mogelijkheid’ van gevaar. Klager verblijft pas sinds 20 april 2014 in de inrichting als
preventief gehechte. De noodzaak voor toepassing van a-dwangbehandeling is volstrekt niet gemotiveerd. De directeur had gelet op klagers bereidheid wel medicatie in te nemen nogmaals met klager in gesprek moeten gaan.
Klager is al lang in behandeling en er is vaak met hem gesproken over medicatie. Klager vindt de medicatie niet nodig. De incidenten komen voort uit gewone dingen en kunnen niet herleid worden tot een psychische stoornis. Zijn grootste angst is dat hij
op enig moment een depotinjectie krijgt. Aan klager is eerder in een andere strafzaak een artikel 37 Sr (plaatsing psychiatrisch ziekenhuis) opgelegd. Deze is later overgegaan in een Bopz-machtiging. Er ontstaan veel misverstanden rondom klager die
zijn toe te wijzen aan klagers autisme. Het is lastig met hem te communiceren. Daar is echter geen adequate reactie op gevolgd. Nu wordt klager behandeld zonder dat er een diagnose is gesteld.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De behandelend psychiater en een tweede onafhankelijk psychiater hebben de directeur geadviseerd over te gaan tot toepassing van a-dwangbehandeling. Er is sprake van gevaar als bedoeld in
artikel 46a, tweede lid, onder a van de Pbw. Van klager is bekend dat hij een ernstig psychiatrisch ziektebeeld en ernstige oordeels- en kritiekstoornissen heeft. Er is sprake van een psychotisch toestandsbeeld en daarnaast is eerder de diagnose
autisme
gesteld. Klagers impulscontrole is zeer beperkt. Hij geeft aan eigenlijk geen mensen te willen slaan, maar hij heeft wel die neiging. Er bestaat een causaal verband tussen het gevaar en de stoornis. Vanuit zijn ontbrekend ziekte-inzicht is hij niet
bereid tot het maken van behandelafspraken over medicatiegebruik. Klager neemt af en toe zijn medicatie in, hij weigert echter structureel zijn medicatie. Het gevaar is afwendbaar door medicatie. Daarmee is de dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk.
Het gevaar bestaat uit een ander van het leven beroven of hem ernstig lichamelijk letsel toebrengen. Hij komt snel tot agressie en heeft op 27 en 28 april geprobeerd een medewerker te slaan op de luchtplaats. Hij is vanwege een steekincident in FPK
Inforsa naar het PPC geplaatst. Er zijn andere behandelinterventies ingezet zoals klager te motiveren voor vrijwillige inname van medicatie. Dit weigert hij echter.
Door de toegediende medicatie is klager minder afwerend in zijn reactie. Er hebben zich geen agressieve incidenten meer voorgedaan. De directeur is bevoegd tot het nemen van de bestreden beslissing. Zowel bij het voornemen als de definitieve beslissing
wordt een gedetineerde door een directielid gehoord. In de overgelegde verklaringen en stukken wordt duidelijk omschreven waarom dwangbehandeling nodig is. Het feit dat klager zich niet of moeilijk kan beheersen levert een gevaar op.

Psychiater P. heeft ter zitting van de beroepscommissie het volgende verklaard. Hij heeft klager zelf gesproken. Er is sprake van een ingewikkeld ziektebeeld. Psychiater P. ziet wel een duidelijke stoornis. Het is echter lastig om er een echt verhaal
van te maken. Psychiater P. heeft geen uitgebreid waansysteem kunnen zien. Klager zegt dat hij mensen wil slaan, het is echter lastig om precies te achterhalen wat daar achter zit. Autisme is ook een psychiatrische stoornis en kan gevaar opleveren.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 46e, eerste lid jo. artikel 46d onder a van de Pbw kan de directeur besluiten tot de toepassing van een geneeskundige behandeling voor zover aannemelijk is dat zonder die geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de
geestvermogens de gedetineerde doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Volgens de directeur uit het gevaar zich door agressie van klager naar derden; soms roept het gedrag van klager ook agressie op. Tevens is klager
volgens de directeur een gevaar voor zichzelf door medicatie te weigeren. Klagers gedrag verstoort de orde en de rust in ernstige mate door zijn verbaal geweld op de afdeling. Blijkens het uittreksel van het behandelplan komt klager snel tot agressie.
Op 27 april 2015 heeft hij geprobeerd een medewerker op de luchtplaats te slaan en op 28 april 2015 heeft hij tijdens het aanbieden van een vuurtje opnieuw een slaande beweging gemaakt naar een medewerker

De beroepscommissie heeft dus te onderzoeken of voldaan is aan de vereisten dat sprake is van een gevaar en vervolgens of dit voortkomt uit een stoornis der geestvermogens.

In artikel 46a van de Pbw is omschreven wat onder ‘gevaar’ in vorenbedoelde zin wordt verstaan:.
“Gevaar:
1.gevaar voor de gedetineerde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat de gedetineerde maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat de gedetineerde met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.

2. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat de gedetineerde een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen;

3. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.”

De mededeling in deze zaak betreffende de a-dwangbehandeling vermeldt dat naar het oordeel van de psychiater de mogelijkheid bestaat dat het gevaar dat de stoornis van klagers geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden
afgewend.
Het is de beroepscommissie niet duidelijk of bedoeld wordt dat er slechts een mogelijkheid van gevaar is of dat het erom gaat dat een zich openbarend gevaar niet binnen redelijke termijn kan worden afgewend. De enkele mogelijkheid dat zich een gevaar
voordoet is onvoldoende zwaarwegend voor het toepassen van de toegepaste dwangbehandeling. Voor zover de mogelijkheid van het bij gevaar niet kunnen optreden binnen redelijke termijn wordt bedoeld, miskent deze redenering dat op grond van artikel 46d
onder a van de Pbw sprake dient te zijn van aannemelijkheid. De beoogde dwangbehandeling is overigens niet bedoeld voor optreden in crisissituaties, maar als een onderdeel van een noodzakelijk geachte behandeling. Voor acuut optreden staat de
directeur
de bevoegdheid op grond van artikel 46d onder b van de Pbw ter beschikking. Hieruit volgt dat in dit opzicht niet is voldaan aan de vereisten voor het toepassen van dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d onder a van de Pbw.
Voorts blijkt uit de stukken niet dat het eerder geopenbaarde gevaar zich voltrok onder invloed van klagers stoornis. Weliswaar wordt beschreven dat bij klager sprake is van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, maar gesteld noch gebleken is dat
klager psychotisch was ten tijde van de eerdere incidenten. Mitsdien is de beroepscommissie van oordeel dat het vereiste causaal verband tussen het gevaar en de stoornis van de geestvermogens onvoldoende is komen vast te staan.
Op voornoemde gronden zal het beroep derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing worden vernietigd. Gelet hierop kunnen de overige door klager aangevoerde gronden van het beroep onbesproken blijven.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en stelt deze vast op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 20 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven