Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4119/GB, 29 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4119/GB

Betreft: [klager] datum: 29 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, op 19 december 2014 gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in het huis van bewaring (h.v.b.) van de extra beveiligde inrichting (EBI) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

2. De feiten
Klager is sedert 7 oktober 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de p.i. Krimpen aan den IJssel. Op 29 april 2014 is hij geplaatst in de EBI van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Alle genoemde incidenten zijn exact hetzelfde als een half jaar geleden. Het GRIP-rapport waaruit zou blijken dat klager vluchtgevaarlijk is, is niet beschikbaar
en mag dan ook niet worden meegewogen. Klager is geen doorgewinterde gedetineerde. Hij heeft eerder korte periodes vastgezeten voor de zaak waarvoor hij thans ook is gedetineerd. Hij was suïcidaal, maar is tijdig tot inkeer gekomen. Klager heeft
gezegd:
“dan had ik daar mensen moeten uitschakelen”. Hij wilde dat niet en heeft het daarom tijdig afgeblazen. Hij had het gekund als hij het had gewild. Hij had het op dat moment niet meer op een rijtje, maar nu weer wel. De brieven waarin hij schreef over
afscheid betroffen geprivilegieerde post aan zijn advocaat. Klager vindt het onterecht dat hij wordt gestraft voor iets dat hij niet heeft gedaan. Hij heeft geen vluchtpoging ondernomen en er is derhalve ook thans geen vluchtgevaar meer aanwezig.
Wat betreft het gestelde recidivegevaar wordt namens klager opgemerkt dat hij al jaren in beeld is bij Justitie vanwege deze ene zaak. Hij is nooit ergens anders als verdachte bij betrokken geweest.
Dat hij interesse heeft getoond in het wapen van een bewaarder, is puur beroepsmatig. Hetzelfde geldt voor de vermeende interesse op de luchtplaats. Klager had in Duitsland een beveiligingsbedrijf. Hij was gemachtigd een wapen te dragen. Hij toont twee
foto’s van bedrijfsauto’s, op één waarvan hij te zien is voor een busje van zijn bedrijf in uniform, samen met zijn zoon. Hij draagt op zijn rechterheup een pistool en pepperspray. Hij gaf zelfs cursussen. Ook keurde hij gebouwen op veiligheid en deed
hij persoonsbeveiliging. Het gaat momenteel heel slecht met zijn bedrijf. Zijn zoon heeft geen vergunning. Ook heeft de verhuurder spullen achterover gedrukt. Klager kan geen contact opnemen met zijn Duitse advocaten. Vanuit de EBI kan hij helemaal
niks. Alles wat hij heeft opgebouwd is weg. Verder heeft hij een opmerking gemaakt over de mooie Volkswagenbus, omdat hij een aftandse parketbus gewend was. Hij ontkent gevraagd te hebben hoeveel begeleiders hem zouden komen halen.
Dat hij geen vaste verblijfplaats zou hebben, is onzin. Op internet is alles te vinden over hem. Hij heeft een vast adres in Duitsland.
De inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak zal op 26 en 27 februari 2015 en op 5 en 6 maart 2015 plaatsvinden. Aan de medeverdachte in de strafzaak is geen enkele beperking opgelegd. Klager denkt dat dit er onder meer mee heeft te maken dat hij
anders met de politie omgaat. In Nederland had hij een vergunning voor sportschieten. Dit konden ze niet hebben. Ook konden ze er niet tegen dat hij een vergunning voor zijn bedrijf had gekregen.
Dat, zoals in het selectieadvies van 7 oktober 2014 is vermeld, hij zich op 3 juli 2014 zou hebben gesneden, is pertinent niet waar. Hij is naar de kaakchirurg geweest. Klager verwijst daartoe naar medische gegevens.
Voorts ontkent klager twee Officieren van Justitie te hebben bedreigd. Dhr. W. heeft dit verklaard, maar dit is onzin. Klager kent één van de officieren niet eens. W. wilde naar Nederland en klager is er ingeluisd door W.
Klager vindt het verschrikkelijk in de EBI. Hij heeft één medegedetineerde, maar die komt nooit luchten. Feitelijk zit hij dus altijd alleen.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de EBI van de p.i. Vught van 7 oktober 2014 is – samengevat weergegeven – aangegeven dat klager sinds een half jaar in de EBI verblijft. Er is een GRIP-rapport voorhanden waaruit blijkt dat sprake is
van
ontvluchtingsgevaar. Daarnaast toont klager erg veel belangstelling voor de beveiligingsmaatregelen rondom zijn persoon. De zaak waarin klager verdachte is en zijn persoon komen regelmatig uitgebreid in de media. Een ontvluchting van klager zou zorgen
voor grote maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde. De directeur adviseert klagers verblijf in de EBI te verlengen.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 6 oktober 2014 heeft gesproken in het kader van het voorstel tot verlenging van klagers verblijf in de EBI heeft – samengevat weergegeven – het volgende bericht. Klager heeft aangegeven dat het nooit zijn
bedoeling was om te ontvluchten. Hij is altijd eerlijk geweest. Het heeft geen zin om te ontvluchten. Hij zou zijn familie niet meer zien. Hij was beveiligingsexpert en zijn interesse ligt op dat vlak. Hij zit onschuldig vast. Hij wist er wel van. Voor
de dader had hij meer sympathie dan voor de inbrekers. Hij heeft de dader de hand boven het hoofd gehouden. Er is een getuige waar hij iets tegen heeft gezegd. Hij wil weer aan het werk en is geen crimineel. Het verblijf in de EBI valt klager zwaar.

3.4. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
De selectiefunctionaris verwijst naar de stukken in de eerdere zaak met nummer 14/1630/GB. Klager is op 11 april 2014 geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Grave, omdat hij werd verdacht van het plegen van zeer ernstige delicten die destijds uitvoerig in
de media zijn belicht en die hebben geleid tot een geschokte rechtsorde. Reeds op 12 april 2014 bleek vanwege door klager zelf verrichte handelingen een ziekenhuistransport noodzakelijk. Hij werd aangetroffen met een ijzeren haakje waarvan hij het nut
niet kon uitleggen. Ook werden er brieven aangetroffen waarin hij het had over afscheid. Opvallend was dat klager naar het ziekenhuis een zorgvuldig ingepakte tas met toiletspullen en kleding had meegenomen. Nader onderzoek wees uit dat de haak
afkomstig was van een vork die later op klagers cel werd aangetroffen. Met de haak bleek het mogelijk om handboeien te openen. Voorts heeft klager tijdens zijn korte verblijf in de p.i. Grave, ondanks dat hij in alle beperkingen zat, zijn raadsman
weten
in te lichten over het voorval.
Op 15 april 2014 is klager overgeplaatst naar de p.i. Krimpen aan den IJssel. Klager stelde vragen over het transport. Met name over het transport naar een rechtbank en een ziekenhuis. Hij vroeg of hij in een “carrousel” zat en of hij eenmalig op deze
wijze zou worden vervoerd of altijd. Ook vroeg hij door hoeveel begeleiders hij zou worden opgehaald wanneer hij naar een ziekenhuis vervoerd zou moeten worden en toonde hij veel belangstelling voor het dienstwapen van de begeleider.
Op 15 april 2014 heeft klager omtrent hetgeen op 12 april 2014 was gebeurd, verklaard dat hij het besluit had genomen om ten koste van alles te ontvluchten en om pas terug te komen op het moment dat hij zijn onschuld zou kunnen bewijzen. Hij gaf aan:
“Het gaat in mijn zaak om vrijspraak of levenslang”. Verder gaf hij aan de metalen haak te hebben gemaakt om zijn handboeien te kunnen openen en gaf hij aan een snee in zijn pols te hebben gemaakt. Klager heeft bewust een slagader open gesneden. Hij
heeft verklaard dat het daaruit voortvloeiende ziekenhuistransport precies in zijn plan paste. Hij verklaarde dat hij voornemens was de twee beveiligers en de ziekenhuisbeveiliger uit te schakelen. Vervolgens zou hij iemand uit de auto sleuren en
wegrijden. Ook zou hij vechtsporten hebben beoefend, ex-commando zijn geweest en intensieve schiettrainingen hebben gevolgd. Inmiddels is onder meer gerapporteerd dat hij niet suïcidaal is en dat hij weldoordacht en planmatig te werk kan gaan, met
weinig compassie voor anderen. Sinds de delicten hebben plaatsgevonden in 2006 heeft klager geen vaste woon- of verblijfplaats meer. Sinds 19 december 2006 is hij uitgeschreven uit het bevolkingsregister. Klager heeft in dit verband aangegeven dat hij
een woning in Spanje heeft. Hij wilde niet vertellen waar hij daadwerkelijk woont.
Tijdens klagers verblijf in de EBI is tot op heden onder meer gebleken dat hij tijdens het luchten het personeel en de bewaarderswacht nauwlettend in de gaten houdt. Hij heeft een sterk oog voor de verdere beveiliging in de EBI. Zo staat hij
bijvoorbeeld tegen de glazen wand op om te kijken hoe bewaarders een celinspectie uitvoeren. Het is opgevallen dat klager continu aan het observeren is op de luchtplaats, tijdens transportprocedures en tijdens algemene bezigheden van het personeel.
Klager wordt verdacht van het plegen van zeer ernstige delicten die uitvoerig in de media zijn en (in het kader van de rechtsgang) worden belicht. Het Openbaar Ministerie heeft onder meer aangegeven dat sprake is van recidivegevaar in de vorm van het
(eventueel) plegen van ernstige geweldsdelicten. Dit laatste ook gelet op de door klager geuite bedreigingen aan het adres van twee Officieren van Justitie. In geval van ontvluchting van klager zou sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk
risico en van maatschappelijke onrust, nog afgezien van de mate van geweld waarvan in dat geval sprake zou kunnen zijn indien dit van doorslaggevende betekenis zou (kunnen) zijn voor het welslagen van een poging tot ontvluchting. Hetzelfde geldt voor
het geval klager, na ontvluchting, uitvoering zou kunnen geven aan eerder bedoelde, door hem geuite bedreigingen. Gelet op het voorgaande is besloten tot verlening van klagers verblijf in de EBI.

4. De beoordeling
4.1. De EBI is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die: a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar
maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van de Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. Klager verblijft sinds 29 april 2014 in de EBI. In haar uitspraak van 21 juli 2014, nummer 14/1630/GB, heeft de beroepscommissie klagers beroep gericht tegen de beslissing tot plaatsing van klager als preventief gehechte in het h.v.b. van de
EBI
te Vught ongegrond verklaard. De beroepscommissie heeft in die uitspraak geoordeeld dat klager valt onder de in 4.2. bedoelde categorie b. Er was sprake van een vluchtrisico en gelet op de aard van de delicten waarvan klager wordt verdacht zou
ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen.

4.5. Thans is de beslissing tot verlenging van klagers verblijf in de EBI aan de orde. Nu de aard van de delicten niet is veranderd, staat met name de aanwezigheid van het vluchtrisico nu ter beoordeling.

4.6. De beroepscommissie stelt voorop dat aan de beslissing tot verlenging geen nieuwe informatie ten grondslag ligt. Immers niet gebleken is dat gedurende klagers verblijf in de EBI sprake is geweest van nieuwe aanwijzingen voor vluchtgevaar dan
wel
bedreiging van het personeel. De aard van de gegevens omtrent klagers gedrag die hebben geleid tot plaatsing van klager in de EBI, zijn niet van dien aard zijn dat enkel op basis hiervan verlenging van klagers verblijf in de EBI gerechtvaardigd is.
Voor
zover door de selectiefunctionaris is aangevoerd dat is geconstateerd dat klager een sterk oog heeft voor de beveiliging in de EBI, stelt de beroepscommissie vast dat klager hiervoor een - naar haar oordeel niet onbegrijpelijke en ook onderbouwde -
verklaring heeft gegeven, namelijk dat dit een professionele interesse betreft. Hoewel klager nog preventief is gehecht, zijn in het kader van de behandeling van zijn strafzaak evenmin signalen ontvangen die de verlenging van een verblijf in de EBI
gerechtvaardigd maken. De beroepscommissie komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat de beslissing klagers verblijf in de EBI te verlengen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden
aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven