Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0709/GA, 16 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/709/GA

betreft: [klager] datum: 16 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 maart 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2002, gehouden in de locatie Nieuw Vosseveld 2 te Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Nieuw Vosseveld 1.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie – het onnodig binnen korte tijd drie maal visiteren.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 13 december 2001 binnen anderhalf uur tot drie maal toe gevisiteerd. Klager was gelicht om door de politie te worden gehoord. Bij terugkomst in de inrichting werd klager gevisiteerd. Omdat dit een normale procedure is,wenst klager zich over deze specifieke visitatie, hoewel visiteren in zijn algemeenheid onaangenaam is, niet te beklagen. Klager werd vervolgens overgebracht naar de strafcel op unit 1 en daar volgde opnieuw een visitatie. Ook voordeze visitatie, hoewel in principe onnodig, kan klager nog wel enig begrip opbrengen. Bij een plaatsing in een strafcel wordt immers standaard gevisiteerd. In unit 1 bleek echter dat klager thuis hoorde in unit 6. Klager werdvervolgens meteen na de visitatie overgebracht naar unit 6. Daar werd klager opnieuw gevisiteerd. Deze laatste visitatie was onnodig en in de ogen van klager onredelijk. Hij was immers tien tot vijftien minuten eerder al gevisiteerdop unit 1 en aansluitend daaraan is hij onder begeleiding van penitentiair inrichtingswerkers overgebracht naar unit 6.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was op 13 december 2001 gelicht en werd bij terugkomst in de inrichting gevisiteerd. Dat is een normale procedure. Vervolgens is aan klager een disciplinaire straf opgelegd en is hij in de strafcel geplaatst. Ook in diegevallen vindt er volgens het in de inrichting geldende beleid standaard een visitatie plaats. Klager is vervolgens overgeplaatst naar een andere unit. Binnen de inrichting wordt ook bij overplaatsing naar een andere unitgevisiteerd binnen de 'ontvangende' unit. De unit-directeur weet niet hoeveel tijd tussen de visitatie in unit 1 en de visitatie in unit 6 heeft gelegen. Indien dat slechts 10 minuten zouden zijn geweest, is dat erg kort. De regelsomtrent visitatie zijn duidelijk en worden binnen de inrichting strikt toegepast. Klager verbleef in een strafcel en is vervolgens overgeplaatst naar een andere unit. Die overplaatsing heeft inderdaad plaats gevonden onderbegeleiding van inrichtingspersoneel. De directeur erkent dat het in de onderhavige situatie niet echt gemakkelijk zou zijn geweest om aan klager contrabande te verschaffen tijdens zijn overbrenging. De directeur begrijpt dat devisitatie, en dan met name de derde keer, door klager als erg vervelend en overbodig wordt ervaren. Het inrichtingspersoneel heeft de regels toegepast en valt om die reden niets te verwijten.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, Pbw heeft de directeur de bevoegdheid om (ondermeer) bij binnenkomst van de inrichting of indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde enveiligheid in de inrichting de gedetineerde aan zijn lichaam of aan zijn kleding te (laten) onderzoeken. De beslissingen om klager op 13 december 2001 drie maal te (laten) visiteren, zijn ieder afzonderlijk steeds een toepassing vanhet hiervoor genoemde artikel 29, eerste lid, Pbw, waardoor klager rechtstreeks in zijn rechtspositie wordt geraakt. Om die reden kan de beslissing van de beklagrechter niet in stand blijven en moet klager alsnog ontvankelijk wordenverklaard in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beklag hierna inhoudelijk beoordelen.
Het beklag van klager richt zich met name tegen de (derde) visitatie bij binnenkomst in unit 6 van de p.i. Vught. Nu artikel 29, eerste lid, Pbw spreekt van een bevoegdheid van de directeur, zal de directeur zijn beslissingvisitatie toe te passen steeds een belangenafweging moeten maken, waarbij telkens ook de ingrijpendheid van de visitatie een afwegingsfactor zal moeten zijn. Gelet op de omstandigheid dat klager kort na een (tweede) visitatie vanuitde strafcel in unit 1 onder begeleiding van penitentiair inrichtingswerkers is overgebracht naar een strafcel in unit 6, welke overbrenging slechts korte tijd heeft geduurd, en gelet op de omstandigheid dat er slechts een minimaalrisico was dat klager op enigerlei wijze contrabande zou hebben kunnen verkrijgen tijdens die overbrenging – hetgeen door de directeur is beaamd – had klagers protest gehonoreerd moeten worden, want nu kan niet worden gezegd dat debeslissing om klager bij binnenkomst in unit 6 andermaal te visiteren redelijk of billijk moet worden geacht. De beroepscommissie zal het beklag om die reden gegrond verklaren.
Nu de rechtsgevolgen van de aangevallen beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden komt aan klager een financiële tegemoetkoming toe van na te noemen hoogte. De beroepscommissie zal dienovereenkomstigbeslissen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €. 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. G. de Jonge en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 september 2002

secretaris voorzitter

Naar boven