Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2504/GA, 14 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2504/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichting te Lelystad, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Klagers raadsvrouw heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroepschrift ter zitting toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens werkweigering (209), het feit dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om op 2 juli 2014 te luchten (279) en
een
disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie wegens het bedreigen van personeel (524).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft drie- of viermaal niet kunnen luchten. Omdat hij het zat was, heeft hij beklag ingediend. Klager weet niet anders dan dat hij zelf zijn was mag doen. Hij zat al acht maanden gedetineerd in de locatie Ooyerhoek en heeft al die tijd zelf de
was gedaan. Klager had de vuile was in de wasmachine gezet en ging recreëren. Na ongeveer een half uur werd hij aangesproken door een piw-er met de mededeling dat klager niet aan de wasmachine mocht komen. Dit zou een ongeschreven regel zijn. Deze
ongeschreven regels maken de detentie onnodig moeilijk. De vuile was zat al in de wasmachine en klager antwoordde: “wat wil je eraan doen?”. Hij heeft geen dreigende taal of iets met “vechten” uitgesproken. Na vijf minuten kwam de piw-er terug en kreeg
klager een rapport aangezegd. Klager vindt dit oneerlijk want iedereen doet zelf zijn was. Op basis van dit rapport is klager naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden overgeplaatst.

De directeur heeft in beroep schriftelijk aangegeven dat hij zich kan vinden in de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Op basis van het verhandelde ter zitting overweegt de beroepscommissie dat niet uitgesloten is dat klager door een misverstand niet op de hoogte was van de ongeschreven regel met betrekking tot het gebruik van de wasmachine. De beroepscommissie acht
het
zeer onwenselijk om ongeschreven regels te hanteren. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie echter niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De
beroepscommissie gaat in beginsel uit van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Reden om daar in dit geval anders over te oordelen is er niet, mede gezien de inhoud van het schriftelijk verslag van 18 juni 2014. Hierin staat dat
klager na een paar minuten op kantoor een paar formulieren wilde hebben waarop de p.i.w.-er nogmaals heeft aangegeven dat alleen de afdelingsreiniger de wasmachine mag bedienen. Hierop reageerde klager met “wil je graag vechten?” waarop rapport is
aangezegd. De directeur kon gezien de reactie van klager aan hem een disciplinaire straf opleggen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven