Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0455/GM, 6 mei 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/455/GM

betreft: [klager] datum: 6 mei 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 februari 2013 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2013, gehouden in de locatie Roermond.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Norgerhaven en het hoofd van de medische dienst van die locatie hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Daarbij is verzocht om aanhouding van de behandeling tot een
latere datum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 januari 2013, betreft:
a. het niet goed verlopen van de medicatieverstrekking;
b. het niet opgeroepen worden door de medische dienst om het medisch dossier in ontvangst te nemen, terwijl het hoofd van de medische dienst verklaart dat die oproep wel is gedaan;
c. het zonder toestemming van klager door de inrichtingsarts en het hoofd van de medische dienst inzien van zijn medisch dossier.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is – schriftelijk – het volgende aangevoerd.
De medisch adviseur heeft de klachten eenzijdig beoordeeld en klagers kant niet in dat oordeel betrokken. Klager krijgt regelmatig niet de door hem benodigde medicatie. Hij moet ongeveer 17 tabletten per dag innemen en die worden hem vaak niet of niet
allemaal verstrekt. Dat blijkt ook uit het medisch inrichtingsdossier van klager. Daarin valt te lezen dat meermalen medicatie niet meer is verstrekt terwijl dat wel had gemoeten.
Klager heeft nooit een oproep gekregen voor een met hem gemaakte afspraak bij de medische dienst, hij heeft die afspraak wel aangevraagd.
In beroep heeft klager nog aangevoerd dat de inrichting voor hem bestemde post, afkomstig van het medisch tuchtcollege, buiten zijn aanwezigheid opent en controleert.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep van klager te kunnen beslissen. Zij zal daarom het verzoek van de inrichtingsarts om aanhouding van de behandeling afwijzen en het beroep thans afdoen.

Ten aanzien van onderdeel a:
De beroepscommissie stelt vast dat de medicatieverstrekking aan klager niet altijd op de meest correcte wijze is geschied. Niet is aannemelijk dat die niet geheel correcte verstrekking heeft geleid tot enige schade bij klager, terwijl daarnaast
aannemelijk is dat klagers houding en gedrag – waaronder het meermalen weigeren van alle medicatie – mede de oorzaak is geweest van problemen bij de medicatieverstrekking. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien
van oordeel dat het handelen door of namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Dit onderdeel van het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de onderdelen b en c:
Uit hetgeen in beroep is aangevoerd, noch uit de inhoud van het procesdossier wordt onvoldoende aannemelijk dat het handelen door of namens de inrichtingsarts zou moeten worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Deze
onderdelen van het beroep zullen derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover verzoeker in beroep heeft geklaagd over het openen van aan hem gerichte brieven van het medisch tuchtcollege buiten zijn aanwezigheid geldt dat dit een beslissing betreft waarover een klacht kan worden ingediend bij de beklagcommissie van de
locatie Norgerhaven. Verzoeker kan daarom in beroep niet worden ontvangen ten aanzien van dit deel van zijn klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af.
Zij verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van de onderdelen a, b en c en verklaart klager voor het overige niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerling - Döhrn, voorzitter, dr. W.J. Schudel en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes,
secretaris, op 6 mei 2013

secretaris voorzitter

Naar boven