Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0018/GB, 9 april 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/18/GB

Betreft: [klager] datum: 9 april 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman [...], op 15 maart 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op een afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 juli 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de locatie Zwolle Zuid 1. Op 8 november 2012 is hij geplaatst op de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing van de selectiefunctionaris is tweeledig. Voor zover klagers verblijf in het PPC is beëindigd, merkt klager op dat hij zich vrijwillig heeft laten
opnemen in het PPC. Hij wilde worden behandeld voor zijn psychische problemen. Hij wilde weten wat er met hem aan de hand is en hij had agressieve, wraaklustige plannen voor na afloop van zijn detentie. Van een gedetineerde die vanwege psychische
problemen in een PPC wordt geplaatst, kan men geen voorbeeldig gedrag verwachten. Klager denkt dat het personeel geïntimideerd was door zijn staat van dienst. Dat hij explosief reageert wanneer hij wordt aangesproken op zijn gedrag, is in lijn met de
reden waarom hij in het PPC is geplaatst. Hetgeen in klagers penitentiair dossier is vermeld, is met name gebaseerd op zijn detentieverleden. Er staan verschillende presumpties in. Zo wordt hij beschuldigd van handel in drugs. Dit komt waarschijnlijk
omdat klager nadrukkelijk aanwezig is en opvalt. Het personeel had weinig zin om klager te behandelen. In het selectieadvies staat niet wat er is gedaan aan klagers psychische problemen. Voor zover de beslissing ziet op plaatsing van klager op de
BPG-afdeling van de p.i. Vught, merkt klager op dat de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. De conclusie van de GZ-psycholoog dat sprake zou zijn van dreigend, agressief en manipulatief gedrag, klopt niet. Klager is alleen nadrukkelijk aanwezig en
wil
vaak zijn gelijk, maar van gedrag zoals de psycholoog dit omschrijft is geen sprake. De psycholoog adviseert om klager op een kleine afdeling met een regime van algehele gemeenschap te plaatsen. De directeur en de vrijhedencommissie van het PPC
ondersteunen dit advies. De selectiefunctionaris is ongemotiveerd voorbij gegaan aan alledrie de adviezen. Klager verblijft inmiddels al ruim vijf maanden op de BPG-afdeling. Hij zit ruim 22 uur per dag achter de deur. Hij heeft veel stress en kan
hierdoor alleen maar achteruitgaan, terwijl hij juist aan zijn problemen wilde werken. Hij heeft op de BPG-afdeling vrijwillig aan diagnostiek meegewerkt. Hij is veranderd, maar er wordt alleen maar naar zijn verleden gekeken. Klager verzoekt om
toekenning van een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op 15 oktober 2012 op indicatie van de gedragskundige van de p.i. Zwolle in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 geplaatst. Klager
wilde worden behandeld voor zijn problematiek en beperkingen. Het verblijf in het PPC verliep moeizaam. Klager vertoonde bij herhaling dreigend, agressief en manipulerend gedrag naar het personeel in het PPC. Klagers invloed op de andere gedetineerden
en op de gang van zaken op de afdeling was erg groot. Klagers verblijf werkte ontwrichtend voor de afdeling. Aan klager is op 29 oktober 2012 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen opgelegd
wegens het uiten van bedreigingen en het barricaderen van zijn celdeur. De psycholoog van het PPC kwam tot de conclusie dat klager beter gedijt op een BPG-afdeling, omdat hij zijn gedrag alleen corrigeert indien dit negatieve gevolgen voor hem heeft.
Navraag bij andere PPC’s leerde dat klager niet voldeed aan de indicatie voor plaatsing in een PPC. Het voorgaande in combinatie met klagers problematische detentieverleden heeft ertoe geleid dat op 7 november 2012 is besloten klager te plaatsen op de
BPG-afdeling van de p.i. Vught.

4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager is op eigen verzoek op 15 oktober 2012 in het PPC van de locatie Zwolle Zuid 1 geplaatst. Uit het selectieadvies van het PPC van 5 november 2012 volgt dat klager volgens de psycholoog de eerste week na de plaatsing sociaal wenselijk
gedrag vertoonde. Vervolgens is hij gesanctioneerd in verband met het gebruik van softdrugs, waarna het bergafwaarts ging met zijn gedrag. Om escalatie te voorkomen is aan hem een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. Klager heeft toen
zijn deur gebarricadeerd en een dubbele laag kleding aangetrokken. In de afzonderingscel heeft hij water door het luikje naar een personeelslid gegooid. De conclusie van de psycholoog luidt dat klager niet kan terugkeren naar het PPC, omdat zijn gedrag
ontwrichtend was voor het afdelingsklimaat en het ten koste ging van de andere patiënten. Plaatsing in een regime van algehele gemeenschap in de p.i. Zwolle is volgens de psycholoog niet meer haalbaar. Hoewel klager wordt getypeerd als een lastige,
manipulatieve en externaliserende man met weinig gewetensontwikkeling acht de psycholoog plaatsing op een beheersafdeling niet geheel proportioneel. Daarbij wordt aangetekend dat klager waarschijnlijk wel het beste functioneert op een beheersafdeling,
omdat hij zijn gedrag alleen zal aanpassen als dit negatieve gevolgen voor hem heeft. De psycholoog adviseert, na overleg met de selectiefunctionaris, om klager een laatste kans te geven op een kleine afdeling met een regime van algehele gemeenschap en
met veel structuur, duidelijkheid en een populatie gedetineerden die tegen hem is opgewassen. Uit het selectieadvies volgt verder dat de verlofcommissie en het managementteam van het PPC zich aansluiten bij het advies van de psycholoog. Geadviseerd
wordt klager over te plaatsen naar een inrichting met een kleine woonafdeling waar klager veel structuur kan worden geboden. Gedacht wordt aan de p.i. Vught.

4.4. Gelet op klagers gedrag in het PPC en het advies van de psycholoog waaruit blijkt dat klagers gedrag ontwrichtend was voor het afdelingsklimaat is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet langer in het PPC kon verblijven. In de bestreden
beslissing is echter niet gemotiveerd waarom besloten is om klager, in afwijking van de adviezen van de psycholoog, het managementteam en de verlofcommissie, direct op een BPG-afdeling te plaatsen en niet op een kleine afdeling van een inrichting met
een regime van algehele gemeenschap. De beslissing van de selectiefunctionaris is dan ook onvoldoende gemotiveerd. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen
met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 april 2013

secretaris voorzitter

Naar boven