Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/2168/GB, 17 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 13/2168/GB

Betreft: [klager] datum: 17 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 juli 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Coenen, op 12 september 2013 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (b.p.g.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager was sedert 26 april 2013 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 10 mei 2013 is aan klager een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel met
cameratoezicht voor de duur van 14 dagen opgelegd die ten uitvoer is gelegd op de b.p.g. van de p.i. Vught. Op 15 mei 2013 heeft de selectiefunctionaris beslist tot overplaatsing van klager naar de b.p.g. van de p.i. Vught. Op 26 juli 2013 heeft de
selectiefunctionaris beslist tot een verlenging van klagers b.p.g. plaatsing. Op 12 augustus 2013 is klager op eigen verzoek overgeplaatst naar de b.p.g. van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 16 september 2013 is klager in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit de selectiebeslissingen vanaf 2009 blijkt dat klager keer op keer in een PPC is geplaatst, omdat het functioneren van klager meer begeleiding en medische zorg eist.
In de bestreden beslissing stelt de selectiefunctionaris dat de zorgindicatie is opgeheven, omdat de in het PPC gebruikte isoleercellen niet zijn toegerust op het gedrag van klager. Klager heeft kort na zijn overplaatsing naar de b.p.g. van de p.i.
Vught (opnieuw) een zelfmoordpoging gedaan. De selectiefunctionaris is in een brief van 17 mei 2013 verzocht om klager na zijn verblijf in het ziekenhuis over te plaatsen naar een instelling waar zorg voor klager is. De selectiefunctionaris heeft
desondanks beslist tot overplaatsing van klager naar de b.p.g. en derhalve is er geen enkele uitdrukking gegeven aan klagers persoonlijke belangen. Klager wordt al weken in een observatiecel vastgehouden. Hij heeft geen dagbesteding en geen contact met
medegedetineerden. Er is sprake van strijd met artikel 3 van het EVRM en met enkele bepalingen uit het ‘Body of Principles for the Prosecution of All Persons under Any Form Of Detention or Imprisonment’. Klager is zowel mentaal als fysiek aan het
aftakelen onder deze omstandigheden.
Het is niet of onvoldoende komen vast te staan dat een overplaatsing naar de b.p.g. ten aanzien van klager noodzakelijk is, omdat klager een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen zou vormen waardoor hij niet in staat dan wel ongeschikt zou
zijn
om in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven. Hierbij wordt verwezen naar een recent behandelplan van klagers behandelaar van 10 januari 2013. Uit dit behandelplan blijkt dat klager in geval van een duidelijke
dagstructuur en een respectvolle bejegeningsstijl vriendelijk en correct is in het contact. Bij het gevoel onrechtmatig en respectloos te worden behandeld kan klager echter dreigen met automutilatie of geweld (richting goederen). Uit eerdere
selectiebeslissingen blijkt dat ten aanzien van klager (specifieke) forensische zorg is geïndiceerd. Om deze reden is klager voorheen ook in het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel geplaatst.
Daarnaast stelt klager zich op het standpunt dan onvoldoende is gekeken naar een alternatief voor de plaatsing op een b.p.g. of in een PPC, zoals bijvoorbeeld plaatsing in een inrichting met een kleine woonafdeling waar aan hem de structuur kan worden
geboden die hij volgens zijn behandelaar nodig heeft. Hierbij wordt verwezen naar een door de Raad gedane uitspraak (13/0018/GB).
De psycholoog heeft in de pro-justitia rapportage aangegeven dat een verblijf op de b.p.g. klager geen goed doet en de kans op automutilatie zal vergroten. De psycholoog adviseert klager over te plaatsen naar een PPC.
Uit het selectieadvies van 24 juli 2013 blijkt dat de psychiater op basis van één kortstondig bezoek heeft geconcludeerd dat er geen psychiatrisch toestandbeeld in enge zin is en dat klager zich coöperatief opstelt, hetgeen volgens de psychiater mede
een gevolg lijkt te zijn van de gedragsmatige aanpak op de b.p.g. Om deze reden heeft de psychiater geconcludeerd dat thans geen wijzigingen in het beleid dienen te worden aangebracht.
De selectiefunctionaris stelt dat klager zijn automutilatief gedrag meerdere malen instrumenteel zou hebben ingezet om zaken af te dwingen en dat dit gedrag niet zou voortvloeien uit een psychiatrische stoornis in engere zin. Volgens de DSM-IV gestelde
is criteria is bij klager juist sprake van een Stoornis van de impulsbeheersing Niet Anders Omschreven (NAO), met gevaar voor automutilatie. Kenmerkend voor een stoornis in de impulsbeheersing NAO is juist het onvermogen om weerstand te bieden aan een
impuls, drive, of drang tot een handeling die schadelijk is voor iemand of anderen. Ook als deze handeling gepland is dan betekent dit geenszins dat het vertoonde gedrag niet in verband gebracht kan worden met de stoornis.
Daar komt nog bij dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat klagers gedrag van zodanig agressieve of bedreigende aard is geweest dat overplaatsing naar een b.p.g. gerechtvaardigd was. De agressie is vooral gericht op goederen en op zichzelf en
deze agressie houdt juist verband met de plaatsing op de b.p.g. In het selectieadvies van 24 juli 2013 is vermeld dat er sprake is van agressie gericht tegen anderen in zijn omgeving, maar er worden geen concrete voorbeelden genoemd. Blijkens het
selectieadvies is klager nog niet agressief geweest richting het personeel van de b.p.g.
Namens klager wordt om een tegemoetkoming verzocht.

Klager is op 12 september 2013 gehoord en heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat de overplaatsing naar de b.p.g. van de p.i. Vught geen strafoverplaatsing was.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 3 mei 2013 vanuit de locatie Zoetermeer overgeplaatst naar het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel, op basis van een door een gedragsdeskundige afgegeven indicatie. Klager zou automutilatief gedrag vertonen en andere personen bedreigen.
Daarnaast had klager last van bijkomstige spanningsklachten vanwege de detentie. In het PPC werden geen psychoses of stemmingsstoornissen waargenomen. Na een vrij rustige start ontstaan er vrij plots gedragsproblemen naar aanleiding van een
overplaatsing. Als niet aan klagers voorwaarden wordt voldaan dan dreigt hij met automutilatie, smeert hij met ontlasting en is hij niet aanspreekbaar op zijn gedrag. Er zijn geen afspraken te maken over het stoppen van zijn zelfbeschadiging. Het PPC
van de p.i. Amsterdam Over-Amstel heeft klager voorgesteld voor overplaatsing naar een b.p.g. De zorgindicatie is opgeheven. Het gedrag van klager verhindert eventuele zorg en noodzakelijke begeleiding. Klager verblijft sinds 10 mei 2013 op de b.p.g.
van de p.i. Vught. Zijn gedrag op de afdeling werd gekenmerkt door ‘afdwinggedrag’. Klager slikte regelmatig voorwerpen in. Na de laatste operatie is aan klager medegedeeld dat hij niet meer geopereerd zal kunnen worden. Het lijkt erop dat klager dit
ter harte heeft genomen en hij functioneert momenteel redelijk. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Op 26 juli 2013 is dit verzoek afgewezen. Uit het selectieadvies van 24 juli 2013 blijkt
dat klager op de juiste afdeling verblijft op dit moment.

4. De beoordeling
4.1. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, lijkt het belang aan het beroep te zijn ontvallen. In beginsel zou dit een aanleiding kunnen zijn om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Nu in beroep evenwel uitdrukkelijk is
verzocht
om aan klager een redelijke tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

4.2. De b.p.g. van de p.i. Vught is een inrichting – gevangenis en huis van bewaring - voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.3. Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In een individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.4. Klager wilde teruggeplaatst worden naar het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel of een inrichting met kleine woonafdeling waar aan klager de structuur kan worden geboden die hij nodig heeft. Nu klagers indicatiestelling voor plaatsing in een
PPC was opgeheven, kwam hij, gelet op artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden en de toelichting daarop, niet meer in aanmerking voor plaatsing in een PPC. Voor zover klager heeft willen opkomen tegen de
intrekking van de indicatiestelling merkt de beroepscommissie op dat dit buiten de reikwijdte van de onderhavige procedure valt. Hiervoor staan andere wegen op. De selectiefunctionaris mocht ervan uitgaan dat de beslissing tot intrekking van klagers
indicatiestelling op goede gronden is genomen.

4.5. Uit het selectieadvies van 15 mei 2013 komt naar voren dat bij klager sprake is van manipulatief gedrag dat niet voortvloeit uit een psychiatrische stoornis in engere zin. Klager vertoonde problematisch gedrag in het PPC van de p.i. Amsterdam
Over-Amstel en hij heeft op 10 mei 2013 een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel met cameratoezicht voor de duur van 14 dagen opgelegd gekregen, omdat hij spullen had vernield in verschillende afzonderingscellen en omdat hij zichzelf
diverse malen had beschadigd. Deze straf is ten uitvoer op de b.p.g. van de p.i. Vught. Klager was blijkens het selectieadvies niet aanspreekbaar op zijn gedrag en er waren geen afspraken te maken over het stoppen met zelfbeschadiging. De inrichting
heeft de selectiefunctionaris vervolgens verzocht klager definitief over te plaatsen naar de b.p.g. van de p.i. Vught. De selectiefunctionaris heeft deze gegevens omtrent klagers gedrag in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie als
bedoeld onder 4.3. De beslissing om klager over te plaatsen naar een inrichting met een individueel regime kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 17 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven