Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3881/TA, 19 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3881/TA

betreft: [klager] datum: 19 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 december 2012 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 februari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting
[...], hoofd behandeling, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. het te laat aanvragen van verlof, waardoor klagers resocialisatietraject wordt bemoeilijkt (klachtnr. 124);
b. geen toegang hebben tot eigen geld op een buitenrekening (klachtnr. 127);
c. een interne overplaatsing (klachtnr. 128);
d. het belemmeren van klager in het verwerven van dagbesteding, sociaal netwerk, werk en inkomsten en verstrekken van onjuiste informatie aan de rechtbank en het ministerie (klachtnr. 129);
e. het stopzetten van verloven (klachtnr. 143).

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel b ongegrond verklaard en klager op de overige onderdelen niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Alle klachten van klager komen voort uit het zeer moeizame verloop van het behandeltraject. Deskundigen hebben gepleit voor een spoedige
resocialisatie, doch daar komt niets van terecht. Het verlof werd stopgezet, omdat klager een groot bedrag op zijn buitenrekening heeft ontvangen van het UWV. De inrichting stelt als voorwaarde dat klager dit geld overboekt naar klagers interne
rekening. De inrichting blijft vasthouden aan een klassieke, langdurige resocialisatie ondanks uitspraken van de rechtbank en gerechtshof die de wenselijkheid van een zeer spoedige beëindiging van de tbs benadrukken. Na zeven jaar verblijf in de
inrichting heeft klager nog steeds geen verlof gepraktiseerd.
Klager meent hij kan worden ontvangen in zijn klacht over het te laat aanvragen van verlof. De tenuitvoerlegging van zijn tbs-maatregel wordt immers niet dienstbaar gemaakt aan zijn terugkeer in de maatschappij zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid
van
de Bvt. Klager doet tevens een beroep op artikel 5 EVRM jo artikel 56, eerste lid onder e van de Bvt.
Klager heeft allerlei alternatieven aangeboden, waardoor hij inzicht en toezicht door de inrichting op zijn buitenrekening mogelijk maakt. De inrichting wil hem echter geen enkele toegang tot de buitenrekening verschaffen zolang hij het geld niet
overboekt naar de binnenrekening. Klager kan uitstekend omgaan met zijn financiën. Er zijn verder geen redenen te bedenken om klager geen toegang tot zijn buitenrekening te verschaffen. Klager ontkent dat hij inteert op zijn binnenrekening omdat hij
onvoldoede zou bijverdienen. De voorwaarden die de inrichting stelt, leiden ertoe dat het langer duurt voordat klager over zijn geld kan beschikken.
Klager is om organisatorische redenen overgeplaatst naar een andere afdeling. Door de overplaatsing is klager beperkt in zijn rechten. Zo dient hij op de nieuwe afdeling deel te nemen aan groepsbehandeling en groepsverplichtingen. Klager meent dat hij
ook in deze klacht kan worden ontvangen.
Doordat de inrichting klager belemmert in het verwerven van dagbesteding, werk en inkomsten wordt zijn risicotaxatie als te hoog ingeschat. Voorts verschaft de inrichting sinds jaren onjuiste informatie aan het ministerie en de rechtbank met betrekking
tot klagers stoornis, medicatie en risicotaxatie. Alle onafhankelijke deskundigen schatten de kans op herhaling vele malen lager in dan de inrichting. Hierdoor wordt de tbs-maatregel telkens ten onrechte verlengd. Wederom is sprake van een schending
van
artikel 2, eerste lid van de Bvt. Klager meent daarom dat hij ook in dit onderdeel van zijn klacht kan worden ontvangen.
Wat betreft het opschorten van de verloven meent klager dat hij in zijn klacht kan worden ontvangen. Na de gegrondverklaring (door de beklagcommissie) van de klacht over de verlofvoorwaarde het geld van de buitenrekening over te boeken naar de
binnenrekening, had de inrichting geen reden meer klagers verloven niet uit te voeren. Nu dat toch is gebeurd, kan klager worden ontvangen in zijn beklag en dient dit gegrond te worden verklaard. De redenen van de intrekking van het verlof zijn niet in
de persoon van klager gelegen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager communiceert niet goed met het maatschappelijk werk. Hij heeft schulden die hij niet wil afbetalen. De inrichting heeft
gezocht naar alternatieven voor toezicht op klagers buitenrekening, maar dat is niet gelukt. Uiteindelijk is afgesproken dat klager voorafgaand aan zijn verlof inzage verstrekt in die rekening. De bankpas moet hij inleveren, alsmede zijn
identiteitsbewijs. Het geld dat hij van die rekening wil besteden, moet hij eerst overmaken naar de interne rekening. Met klager zijn talloze gesprekken gevoerd, ook over het verlofperspectief. Daarbij speelt de vereiste veiligheid een rol, want het
verlof moet wel verantwoord zijn. De moeilijke samenwerking met klager heeft te maken met zijn psychische problematiek. Thans is de samenwerking met klager verbeterd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de namens klager aangevoerde argumenten die verband houden met de verlenging(sprocedure) van de tbs-maatregel, zich niet lenen voor een beoordeling in een beklagprocedure in het kader van de Bvt. De beroepscommissie
is voorts niet bevoegd te treden in de door de inrichting gehanteerde diagnostiek, de uitgevoerde risicotaxatie en de verstrekking van medicatie. Evenmin kan op grond van artikel 2 van de Bvt of uit enige andere wettelijke bepaling worden afgeleid dat
tbs-gestelden rechtens aanspraak kunnen maken op verlofverlening, ook al zal hun behandeling in de regel gericht zijn op via verlofverlening te realiseren resocialisatie.

a.
Het vermeende te laat aanvragen van verlof kan niet worden aangemerkt als een beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen op grond van artikel 56 van de Bvt beklag openstaat. Hetgeen klager overigens heeft aangevoerd kan niet tot een ander
oordeel leiden. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt hierbij op dat ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gekomen dat
klager thans wel, doch onder voorwaarden, kan beschikken over het geld op zijn buitenrekening. Maar klager wil – zo begrijpt de beroepscommissie – onbeperkt toegang tot het geld op zijn buitenrekening. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat de
door de inrichting gestelde voorwaarden vallen binnen de beheersbevoegdheid van het hoofd van de inrichting. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Aan artikel 37c Sr en artikel 17 Bvt kunnen verpleegden recht op behandeling ontlenen. Gelet hierop en op artikel 56, eerste lid, onder e van de Bvt kan klager in zijn beklag worden ontvangen, voor zover dat ziet op de gestelde beperking in zijn
behandeling. Het beroep van klager is in zoverre derhalve gegrond en de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd.
Wat betreft de inhoudelijke beoordeling van het beklag overweegt de beroepscommissie evenwel dat zij niet bevoegd is te treden in het oordeel van de inrichting op welke afdeling een patiënt kan of moet worden behandeld en welke behandeling geïndiceerd
is, nog daargelaten dat volgens het hoofd van de inrichting geen sprake is van een nieuw behandelplan of een nieuwe behandeling. Het beklag zal derhalve alsnog ongegrond worden verklaard.

d.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

e.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dat die van de beklagcommissie. Het niet doorgaan van verlof wegens het niet naleven van de voorwaarden is immers niet beklagwaardig. Het
beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond wat betreft de beklagonderdelen a, b, d en e en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft beklagonderdeel c gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. R.S.T. Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 19 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven