Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/4374/GA, 22 mei 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/4374/GA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 6 december 2011 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2012, gehouden in de p.i. Vught is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting, [...], gehoord. Klager heeft - blijkens een verklaring van 20 april 2012 - afstand gedaan van het
recht
om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager door een personeelslid is ingesloten in zijn cel omdat hij een grap maakte.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is een uur uitgesloten van deelname aan sport en ingesloten in zijn cel, omdat hij tegen een personeelslid heeft gezegd: “Jou hoef ik niet te
zien, rot jij maar op”. Volgens de directeur was geen sprake van een bewaardersarrest, maar was het, gelet op klagers gedrag, niet passend om klager te laten deelnemen aan sport. Er heeft met klager een gesprek plaatsgevonden. Het was volgens de
directeur de bedoeling om het op te lossen op een menselijke manier. Vandaar dat aan klager geen disciplinaire straf is opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 23, eerst lid, van de Pbw kan de directeur, op de onder a tot en met c in dat lid genoemde gronden, een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten. Indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting
bedoeld in het eerste lid, onder a of b, geboden is, kan een ambtenaar of medewerker de maatregel voor een periode van vijftien uren treffen.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. Ingevolge artikel 24, vierde lid, kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor
een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen, indien onverwijlde tenuitvoerlegging op grond van artikel 23, eerste lid, onder a of b, geboden is.

De directeur heeft aangegeven dat geen sprake was van een zogenaamd “bewaardersarrest” als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Pbw. Volgens de directeur is klager vanwege zijn gedrag door een personeelslid uitgesloten van deelname aan een
activiteit. Nu echter niet is gebleken dat een onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting geboden was en de uitsluiting van deelname aan een activiteit een bevoegdheid van de directeur betreft die hij, gezien artikel 5, tweede lid, van de Pbw
niet
aan ambtenaren en medewerkers kan overdragen, is de beslissing tot uitsluiting van klager van deelname aan sport onbevoegd genomen. Bovendien had klager, nu niet is gebleken dat onverwijlde tenuitvoerlegging van de uitsluiting geboden was, ingevolge
artikel 57, eerste lid, van de Pbw en artikel 58, eerste lid, van de Pbw moeten worden gehoord en aan hem had een schriftelijke mededeling moeten worden uitgereikt, hetgeen niet is gebeurd.

Hoewel de beroepscommissie de beslissing om klager niet te laten deelnemen aan sport, gelet op het gedrag van klager, begrijpelijk acht, is deze, gelet op het vorenstaande, in strijd met de wet genomen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard
en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, prof. dr. A.M. van Kalmthout en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 mei 2012

secretaris voorzitter

Naar boven