Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 103/1974 Veiligheidsvoorschriften bij het gebruik van inert gas
Geldigheid:04-12-1974 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Overwegende:
dat een aantal schepen is uitgerust met inrichtingen om bepaalde ruimten te vullen en gevuld te houden met inert gas om brand en/of explosie in die ruimten te voorkomen, dan wel de kwaliteit van de lading te handhaven:
dat bij het betreden van dergelijke ruimten bijzondere voorzorgsmaatregelen geboden zijn:

Beveelt aan:

dat aan boord van schepen welke zijn uitgerust met inrichtingen, andere dan bedoeld in artikel 6 van bijlage Vl van het Schepenbesluit 1965, om bepaalde ruimten te vullen en gevuld te houden met inert gas, de volgende maatregelen worden getroffen:

1. Voorzorgsmaatregelen
a. Ruimten waarin inert gas aanwezig is of kan zijn, dienen duidelijk kenbaar te zijn gemaakt door het aanbrengen op de toegangen van het waarschuwingsteken met het doodshoofdsymbool en onderschrift `inert gas’, een en ander in overeenstemming met norm NEN-3011 van het Nederlandse Normalisatie Instituut.
b. De onder a bedoelde ruimten omvatten:
(i) elke ruimte die doelbewust is gevuld met inert gas,
(ii) elke andere ruimte waarin door lekkage of anderszins inert gas aanwezig kan zijn.
c. Het gestelde onder a is niet van toepassing op ruimten als bedoeld onder b (ii), indien deze ruimten onafgebroken zodanig worden geventileerd dat daarin geen gevaarlijk concentratie inert gas kan voorkomen.
2. Veiligheidsuitrusting
a. Er dienen voldoende, doch ten minste drie veiligheidsuitrustingen aanwezig te zijn, elk bestaande uit:
(i) een zuurstof- of een persluchttoestel als bedoeld in het derde lid onder b van artikel 11 van Bijlage VI van het Schepenbesluit 1965.
(ii) een reddinglijn met eventuele gordel als bedoeld in het vierde lid van genoemd artikel. Zuurstof- of persluchttoestellen behorende tot de brandweeruitrusting en tot de veiligheidsuitrusting voor chemicaliëntankers mogen hiertoe worden medegerekend.
b. Er dienen voldoende, doch ten minste twee, instrumenten aanwezig te zijn, ontworpen en geijkt voor het bepalen van het zuurstofgehalte van een gasmengsel, waarmede in de daarvoor in aanmerking komende ruimten het zuurstofgehalte kan worden gemeten. Indien tevens voor de gezondheid schadelijke gassen kunnen worden verwacht, dient ook daarvoor deugdelijke meetapparatuur aanwezig te zijn.
c. Voor elk zuurstof- of persluchttoestel dienen ten minste 3 reservevullingen aanwezig te zijn. Indien aan boord middelen beschikbaar zijn voor het hervullen van luchtflessen kan worden volstaan, met één reserve vulling per persluchttoestel.
d. Er dient een zuurstof-beademingstoestel van goedgekeurd type aanwezig te zijn.
3. Maatregelen bij het betreden van ruimten waarin inert gas aanwezig kan zijn
a. Alvorens ruimten te betreden waarin inert gas aanwezig kan zijn, dient het zuurstofgehalte met behulp van een zuurstofmeter als bedoeld onder 2b of een voldoend aantal plaatsen te worden bepaald.
Wordt een tekort aan zuurstof geconstateerd, dan mag de ruimte slechts worden betreden door personen voorzien van de uitrusting als bedoeld onder 2a. Blijkt er voldoende zuurstof aanwezig te zijn, en zijn er geen verstikkende of giftige gassen aanwezig, dan kan worden volstaan met het dragen van de reddinglijn als bedoeld onder 2 a (ii).
b. In ieder geval mag het betreden slechts geschieden indien nabij de toegang een tweede persoon aanwezig is die de beschikking heeft over een uitrusting als bedoeld onder 2 (a) en die in staat is zo nodig te waarschuwen en hulp te bieden.
c. Het meten van het zuurstofgehalte en het betreden van de bedoelde ruimten dient te allen tijde te geschieden onder toezicht van een verantwoordelijk officier.
d. De bovenvermelde maatregelen dienen te worden gehandhaafd totdat genoegzaam is gebleken dat het verblijven in de betrokken ruimte verder zonder schadelijke gevolgen voor de gezondheid kan geschieden.
4. Oefening en instructie
a. Alle opvarenden die hierop in aanmerking komen, dienen regelmatig te oefenen met de aan boord aanwezige ademhalingstoestellen.
b. De gehele bemanning dient doelmatig te worden geïnstrueerd met betrekking tot de gevaren verbonden aan het gebruik van inert gas en de te treffen voorzorgsmaatregelen.

`s-Gravenhage, 4 december 1974
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie voornoemd,
J. F. van Doorn
Naar boven