Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/2039/TB, 24 januari 2012, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/2039/TB

betreft: [klager] datum: 24 januari 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 juni 2011van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting of ter observatie naar het Pieter Baan Centrum (PBC) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 30 maart 2001geplaatst in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek in Utrecht. Op 18 maart 2004 is klager
geplaatst in de Pompestichting. Op 8 oktober 2010 is klager geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich nooit kunnen verenigen met zijn longstaystatus. Er is niet voldoende gekeken of er behandelmogelijkheden voor klager zijn. Klager ziet in dat tijdens zijn behandeling fouten
zijn gemaakt, maar vindt een plaatsing op een longstay-afdeling buitenproportioneel. Klager meent dat hij een verandering heeft doorgemaakt en wil worden overgeplaatst naar een behandelafdeling, eventueel voorafgegaan door een observatieplaatsing in
het
PBC. Klager heeft alle contact met de buitenwereld verloren, doordat hem nimmer verlof is toegekend. Het verlenen van verlof had klager de kans kunnen bieden om aan te tonen wat het effect van zijn behandeling was geweest. Het had hem gemotiveerd mee
te
werken aan het behandelaanbod. De conclusie van de psychotherapeut dat geen vooruitgang valt te behalen, wordt gelet op de korte duur van de psychotherapie van eind 2007 tot medio 2008 te snel getrokken en staat op gespannen voet met het advies van het
PBC uit 1996 waarin voor klager een intensieve psychotherapie wordt aangewezen. Ook wordt in het PBC-rapport opgemerkt dat daarvoor een goed beveiligde setting gericht op individuele aandacht voor klager nodig is. Behandelmogelijkheden zijn niet
uitgeprobeerd. De diagnose ADHD is niet serieus onderzocht. Tijdens de behandeling is hier onvoldoende rekening mee gehouden. Een andere behandelingswijze, mogelijk in combinatie met medicatie, zou nieuwe perspectieven kunnen opleveren.
De jurisprudentie van de beroepscommissie biedt de mogelijkheid beroep in te stellen tegen de afwijzing van een verzoek om overplaatsing. In dat kader kan dan de longstayplaatsing tegen het licht worden gehouden. Klager meent derhalve dat hij kan
worden
ontvangen in zijn beroep. Klager heeft nog nooit verlof gehad. Hij wil overgeplaatst worden naar Veldzicht. Klager vindt de situatie in de longstayvoorziening van de Pompestichting te beklemmend. Er is geen structuur en hij werkt maar drie uur per
week.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager heeft van meet af aan zich niet kunnen verenigen met zijn plaatsing in een longstayvoorziening. Klager heeft echter verzuimd tijdig beroep in te stellen
tegen de beslissing van 6 oktober 2010. Het verzoek om overplaatsing van enkele weken later is enkel bedoeld om een nieuwe beroepsmogelijkheid te creëren tegen de longstayplaatsing van klager, zonder dat er sprake is van nieuwe feiten of
omstandigheden.
Klager is derhalve niet-ontvankelijk in zijn beroep. Klager voldoet aan de criteria voor plaatsing in een longstayvoorziening en sinds zijn opname in de longstayvoorziening is hij niet wezenlijk veranderd. Het ontbreekt klager aan ziekte-inzicht,
probleembesef en behandelmotivatie. De Pompestichting ziet geen verandering in het toestandsbeeld van klager.

4. De beoordeling
In haar uitspraak van 21 april 2011 met nummer 10/3464/TB heeft de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van 6 oktober 2010 van de Staatssecretaris tot plaatsing van klager in de longstayvoorziening van
de Pompestichting in verband met overschrijding van de beroepstermijn. Het verzoek om overplaatsing naar een behandelinrichting dateert van kort daarna, namelijk van 31 mei 2011. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan een verpleegde
beroep instellen tegen de afwijzing van een verzoek om overplaatsing naar een andere inrichting. Dit beroep kent een ander beoordelingskader dan het beroep tegen plaatsing in een longstayvoorziening, zodat reeds om die reden het verweer van de
Staatssecretaris, dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, niet opgaat. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in zijn beroep.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de stukken, waaronder het verlengingsadvies van de Pompestichting d.d. 25 januari 2011 en de brief van 27 mei 2011 van de behandelcoördinator van de Pompestichting aan de raadsman van klager, komt naar voren dat klager zich verzet tegen een
behandeling. Hij is moeilijk te motiveren tot verandering van zijn gedrag. Hij legt de schuld van zijn situatie buiten zichzelf en heeft geen inzicht in de problematiek. De behandelcoördinator ziet geen veranderingen in het toestandsbeeld van klager.
Ten aanzien van klager is verder een hoog niveau van beveiliging nodig. De rapportages bieden onvoldoende houvast voor een ander en meer positief oordeel. Gelet hierop kan de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing, bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 januari 2012

secretaris voorzitter

Naar boven