nummer: 13/1146/TB
betreft: [klager] datum: 15 juli 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 2 april 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juli 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.O. Roosjen, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 9 mei 1996 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 27 november 2000 is hij in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht geplaatst.
Bij beslissing van 11 maart 2004 is hij in de Pompestichting te Nijmegen geplaatst. Op 11 februari 2009 heeft het hoofd van de Pompestichting gevraagd klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Bij beslissing van 6 oktober 2010 is hij in een
longstayvoorziening van de Pompestichting geplaatst. Bij uitspraak van 21 april 2011 (nr. 10/3464/TB) heeft de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen laatstgenoemde beslissing.
Eerdere verzoeken om overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling, een andere tbs-inrichting of een observatieplaats, en naar de longstayvoorziening van FPC Veldzicht zijn door de Staatssecretaris afgewezen. Bij uitspraken van de beroepscommissie
van 24 januari 2012 (11/2039/TB) en 12 april 2013 (12/3314/TB) is klagers beroep tegen deze beslissingen ongegrond verklaard.
Op 21 januari 2013 en 25 januari 2013 zijn pro justitia rapportages uitgebracht.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 29 januari 2013 medegedeeld geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. Vervolgens is klager op 15 maart 2013 door de landelijke
adviescommissie plaatsing (LAP) gezien; op die datum is door de LAP geconcludeerd dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. De
Staatssecretaris heeft op 2 april 2013 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.
3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich steeds verzet tegen de longstayplaatsing. Verwezen wordt naar de pro justitia rapportages waaruit volgt dat het wegvallen van de behandeldruk geen opening in positieve zin heeft kunnen bewerkstelligen. Klager wordt in feite steeds
zieker op de longstay en de prognose is somber. Uit het rapport van de psychiater volgt dat er gronden zijn toe te werken naar een matig beveiligingsniveau.
Tegen klager wordt gezegd dat hij zijn longstayplaatsing moet accepteren, hetgeen impliceert dat hij de moed maar moet opgeven. Klager wil echter behandeld worden, het liefst in de omgeving van zijn familie en vriendin. Als klager in de huidige
longstayvoorziening blijft, is zijn perspectief nihil. Zijn ouders worden alleen maar ouder en de relatie met zijn vriendin komt steeds meer onder druk te staan. Klager heeft zijn vriendin al drie jaar niet gezien - zij telefoneren alleen - en hij
heeft
zijn ouders vorig jaar voor het laatst gezien. De reisafstand naar Vught is voor hen veel te ver en zijn vader is de laatste jaren vaak geopereerd aan knieën/heupen. Zijn vriendin heeft last van migraine en een whiplash; zij doet de mantelzorg voor
haar
schoonmoeder. Indien de beroepscommissie wenst te beschikken over medische verklaringen met betrekking tot vriendin en ouders, wordt verzocht de behandeling aan te houden om deze te kunnen overleggen.
Klager heeft nooit een kans gehad, nooit verlof gehad. Hij wil weg uit Vught. Plaatsing in de longstayvoorziening in Zeeland is door klager zelf aangekaart. Als de overplaatsing naar FPC Veldzicht niet door zou gaan, zal hij proberen in Zeeland te
worden geplaatst.
Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
FPC Veldzicht zal op 1 januari 2016 sluiten. In de tussenliggende periode stromen verpleegden alleen uit en worden geen verpleegden meer in FPC Veldzicht geplaatst. Met de uitstroom zal lang vóór 1 januari 2016 worden begonnen. De opmerking in de
schriftelijke reactie namens de Staatssecretaris dat toch aan Veldzicht zal worden verzocht de mogelijkheid van plaatsing van klager in de inrichting te bezien, dateert van vóór het definitief worden van het Masterplan van het departement inzake o.a.
de
sluiting van inrichtingen. De Staatssecretaris plaatst thans geen verpleegden meer in FPC Veldzicht. De Pompestichting is dan de enige inrichting met longstayvoorzieningen, in Vught en Zeeland. Overplaatsing naar een behandelinrichting is niet aan de
orde, gelet op de uitgebrachte adviezen.
Als klager behandeling wenst, ligt het voor de hand dat hij in gesprek gaat met de Pompestichting om te bezien wat de mogelijkheden zijn om de impasse te doorbreken.
4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep te kunnen beslissen en ziet geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden voor het opvragen van medische verklaringen
omtrent de ouders en de vriendin van klager.
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Klager verblijft sinds eind 2010 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het onder meer van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.
Uit de pro justitia rapportages van 21 januari 2013 en 25 januari 2013 komt naar voren dat op verandering gerichte behandeling door de desbetreffende psychiater en psycholoog vooralsnog niet zinvol wordt geacht omdat klager elke interventiemogelijkheid
blokkeert en bij hem sprake is van massale therapieresistentie, waardoor de prognose dat ooit een verbetertraject kan worden ingeslagen uiterst somber is. De deskundigen sluiten zich aan bij de diagnostische conclusies van de Pompestichting.
Uit het verlengingsadvies van 29 januari 2013 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat klagers weerstand tegen behandelinterventies voortduurt en dat de behandelprognose somber is. Het wordt niet zinvol geacht een nieuwe behandelpoging te starten.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er geen indicatie is voor een op verandering gerichte behandeling en een voortgezet verblijf van klager in een
longstayvoorziening in de rede ligt.
Voor wat betreft klagers wens naar de longstayvoorziening van FPC Veldzicht te worden overgeplaatst, overweegt de beroepscommissie het volgende.
Door zowel voormelde psycholoog en psychiater als de LAP is geadviseerd die overplaatsing serieus in overweging te nemen, omdat dit spanningsverminderend zou kunnen werken en de bestaande impasse zou kunnen doorbreken. Nadien is evenwel bekend geworden
dat de Staatssecretaris voornemens was FPC Veldzicht te sluiten en naar het zich thans laat aanzien, zal die sluiting daadwerkelijk worden gerealiseerd. Hoewel die sluiting pas over enkele jaren een feit zal zijn, is - mede gelet op de bevindingen van
de Pompestichting, voormelde psycholoog en voormelde psychiater - geenszins aannemelijk geworden dat met een tijdelijke plaatsing van klager in FPC Veldzicht enige vooruitgang van betekenis kan worden geboekt, zodat de beslissing klager in de
longstayvoorziening van de Pompestichting te laten blijven evenmin onredelijk is.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 juli 2013
secretaris voorzitter