Beleidsregel
Als de door de SVB vastgestelde controlevoorschriften
niet of niet behoorlijk worden nageleefd of als degene op wie een mededelingsverplichting
rust, na een verzoek om informatie van de SVB, de gevraagde informatie niet binnen de
gestelde termijn verstrekt, is de SVB verplicht de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel
of gedeeltelijk te weigeren. De SVB dient een dergelijke maatregel ook toe te passen als de
betrokkene de identificatieverplichting van artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI niet is
nagekomen, of als hij weigert zich aan een in de Anw voorzien geneeskundig onderzoek te
onderwerpen.
Op grond van artikel 17, eerste lid OBR is de SVB eveneens
verplicht een maatregel op te leggen als de door de SVB vastgestelde controlevoorschriften
niet of niet behoorlijk worden nageleefd of als degene op wie een mededelingsverplichting
rust, na een verzoek om informatie van de SVB, de gevraagde informatie niet binnen de
gestelde termijn verstrekt. Daarnaast moet de SVB een maatregel opleggen als degene op wie
een mededelingsverplichting rust feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs
duidelijk kan zijn dat die van invloed kunnen zijn op de overbruggingsuitkering, niet
onverwijld spontaan aan de SVB meldt. In het tweede lid van artikel 17 OBR zijn artikel 17b,
tweede, derde, vierde en zesde lid AOW en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten van
overeenkomstige toepassing verklaard. Om die reden geldt het hiernavolgende het beleid in
het kader van de AOW eveneens voor de OBR.
Indien de
mededelingsverplichting niet binnen de in het verzoek gestelde termijn wordt nagekomen, kan
de SVB op grond van en onder de voorwaarden genoemd in artikel 17b, derde lid AOW, artikel
38, derde lid Anw en artikel 17, derde lid 3 AKW volstaan met het geven van een
schriftelijke waarschuwing. De SVB volstaat niet met het geven van een waarschuwing, indien
zij al een schorsingsbeslissing heeft genomen.
De SVB legt geen maatregel
op als het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag is beëindigd en niet kan
herleven.
In het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten worden nadere
regels gegeven voor het bepalen van de hoogte en de duur van een maatregel. De SVB geeft aan
dit besluit de volgende invulling.
Een schending van de in de AOW, de Anw
en de AKW opgenomen verplichtingen doet zich uitsluitend voor op het moment waarop de
termijn verloopt waarbinnen aan de verplichting moet zijn voldaan of op het tijdstip waarop
de belanghebbende zijn medewerking weigert. Door het eenmalige karakter van deze schending
is er geen sprake van een zogenoemde duurovertreding. Gelet hierop legt de SVB alleen
maatregelen op voor de minimale duur genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a of artikel 2,
eerste lid, onder b van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.
De hoogte van de maatregel moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding en
de mate van verwijtbaarheid. De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden
verweten, beoordeelt de SVB aan de hand van de regels die zijn beschreven in SB1244 over het
bepalen van de mate van verwijtbaarheid.
Bij het bepalen van de hoogte
van de maatregel hanteert de SVB daarom het volgende beleid. Bij het niet tijdig of niet
behoorlijk nakomen van een verplichting van de eerste categorie, bedraagt de hoogte van de
maatregel 5% van het uitkeringsbedrag bedoeld in artikel 2 van het Maatregelenbesluit
socialezekerheidswetten met het in dat besluit voorgeschreven minimum van € 25,-. Indien
verminderde verwijtbaarheid daartoe aanleiding geeft, bedraagt het percentage 2%, met het
minimum van € 25,-.
Bij het niet tijdig of behoorlijk nakomen van een
verplichting van de tweede categorie bedraagt de hoogte van de maatregel 10% van het
uitkeringsbedrag bedoeld in artikel 2 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten,
met het minimum van € 25,-. Indien verminderde verwijtbaarheid daartoe aanleiding geeft,
legt de SVB een maatregel op van 5%, met het minimum van € 25,-.
Indien
aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking
daarvan opnieuw een soortgelijke verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen wordt
het percentage van de op te leggen maatregel met 50% verhoogd, nadat rekening is gehouden
met de mate van verwijtbaarheid. De SVB onderscheidt drie soorten verplichtingen:
- het tijdig voldoen aan een verzoek om informatie van de
SVB;
- de verplichtingen van de tweede categorie, zoals bedoeld in
artikel 4 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten;
- het
naleven van de controlevoorschriften, voor zover deze verplichting niet valt onder de
voorgaande twee soorten verplichtingen.
De SVB
effectueert de maatregel door het bedrag in mindering te brengen op de eerstvolgende termijn
of termijnen van het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag. Indien er gedurende vijf
jaar geen recht op (uitbetaling van) het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag bestaat,
vervalt de maatregel. De reden hiervoor is dat de SVB het dossier na vijf jaar afsluit als
geen recht meer bestaat op pensioen, uitkering of kinderbijslag. De SVB leidt voorts uit de
wetsgeschiedenis af dat een reeds opgelegde maatregel vervalt als het recht op pensioen,
uitkering of kinderbijslag eindigt en niet kan herleven.
De SVB hanteert
als beleid dat een belanghebbende tijdig een verplichting is nagekomen als de informatie die
moet worden verstrekt uiterlijk op de laatste dag van de termijn door de SVB is ontvangen
(ontvangsttheorie).
Grondslag
De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.
artikel 17b AOW, artikel 38 Anw, artikel 17 AKW, artikel 17 OBR, Maatregelenbesluit
socialezekerheidswetten
Besluit beleidsregels SVB 2013