Onderwerp: Bezoek-historie

Het opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing (SB1102)
Geldigheid:25-08-2011 t/m 30-08-2012Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Als de door de SVB vastgestelde controlevoorschriften niet of niet behoorlijk worden nageleefd of als degene op wie een mededelingsverplichting rust, na een verzoek om informatie van de SVB, de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, is de SVB verplicht de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk te weigeren. De SVB dient een dergelijke maatregel ook toe te passen als de betrokkene de identificatieverplichting van artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI niet is nagekomen, of als hij weigert zich aan een in de Anw voorzien geneeskundig onderzoek te onderwerpen.

Indien de mededelingsverplichting niet binnen de in het verzoek gestelde termijn wordt nagekomen, kan de SVB op grond van en onder de voorwaarden genoemd in artikel 17b, derde lid AOW, artikel 38, derde lid Anw en artikel 17, derde lid 3 AKW volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. De SVB volstaat niet met het geven van een waarschuwing, indien zij al een schorsingsbeslissing heeft genomen.

In het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten worden nadere regels gegeven voor het bepalen van de hoogte en de duur van een maatregel. De SVB geeft aan dit besluit de volgende invulling.

Een schending van de in de AOW, de Anw en de AKW opgenomen verplichtingen doet zich uitsluitend voor op het moment waarop de termijn verloopt waarbinnen aan de verplichting moet zijn voldaan of op het tijdstip waarop de belanghebbende zijn medewerking weigert. Door het eenmalige karakter van deze schending is er geen sprake van een zogenoemde duurovertreding. Gelet hierop legt de SVB alleen maatregelen op voor de minimale duur genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a of artikel 2, eerste lid, onder b van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten.

De hoogte van de maatregel moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten wordt beoordeeld aan de hand van de stelregels in Deel I, Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid, SB1244.

Ter bepaling van de hoogte van de maatregel hanteert de SVB daarom het volgende beleid. Bij het niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van een verplichting van de eerste categorie, bedraagt de hoogte van de maatregel 5% van het uitkeringsbedrag bedoeld in artikel 2 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten met het in dat besluit voorgeschreven minimum van € 25,-. Indien verminderde verwijtbaarheid daartoe aanleiding geeft, bedraagt het percentage 2%, met het minimum van € 25,-.

Bij het niet tijdig of behoorlijk nakomen van een verplichting van de tweede categorie bedraagt de hoogte van de maatregel 10% van het uitkeringsbedrag bedoeld in artikel 2 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten, met het minimum van € 25,-. Indien verminderde verwijtbaarheid daartoe aanleiding geeft, wordt een maatregel opgelegd van 5%, met het minimum van € 25,-.

Indien aan de belanghebbende een maatregel is opgelegd en binnen twee jaar na de bekendmaking daarvan opnieuw een soortgelijke verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen wordt het percentage van de op te leggen maatregel met 50% verhoogd, nadat rekening is gehouden met de mate van verwijtbaarheid. De SVB onderscheidt drie soorten verplichtingen:

  • het tijdig voldoen aan een verzoek om informatie van de SVB;
  • de verplichtingen van de tweede categorie, zoals bedoeld in artikel 4 van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten;
  • het naleven van de controlevoorschriften, voor zover deze verplichting niet valt onder de voorgaande twee soorten verplichtingen.

De maatregel wordt geëffectueerd door het bedrag in mindering te brengen op de eerstvolgende termijn of termijnen van het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag. Indien er gedurende vijf jaar geen recht op (uitbetaling van) het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag bestaat, vervalt de maatregel. De reden hiervoor is dat de SVB het dossier na vijf jaar afsluit als geen recht meer bestaat op het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag. Het dossier zou niet kunnen worden afgesloten als de maatregel blijft openstaan om geëffectueerd te worden.

De SVB hanteert als beleid dat een belanghebbende tijdig een verplichting is nagekomen als de informatie die moet worden verstrekt uiterlijk op de laatste dag van de termijn door de SVB is ontvangen (ontvangsttheorie).

Grondslag

De tekst van de beleidsregels is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 1 juni 2011. De beleidsregels zijn nog niet aangepast aan de inwerkingtreding van de EG-Verordeningen 883/2004 en 987/2009 per 1 mei 2010.

artikel 17b AOW, artikel 38 Anw, artikel 17 AKW

Besluit beleidsregels SVB 2011

Naar boven