Beleidsregel
Het hierna volgende beleid over het niet of niet correct
voldoen aan een verzoek van de SVB heeft betrekking op de AOW, Anw, AKW, OBR en
Remigratiewet. Het beleid dat ziet op de Participatiewet staat in SB1314 over
Participatiewet: niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB.
Als de betrokkene tegen het einde van de gestelde termijn nog niet heeft voldaan
aan een verzoek van de SVB om informatie of medewerking, verzendt de SVB eerst een rappèl.
Voldoet de betrokkene aan het verzoek maar niet binnen de rappèltermijn, dan legt de SVB een
maatregel op of geeft zij een waarschuwing (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel
en het geven van een schriftelijke waarschuwing).
Blijkt uit de reactie
van betrokkene dat er een wijziging in de omstandigheden is opgetreden, of stelt de SVB dit
op andere wijze vast, dan legt de SVB geen maatregel maar een boete op of geeft zij een
waarschuwing (zie SB1101 over niet spontaan melden van relevante feiten en omstandigheden en
SB1103 over het opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke waarschuwing). In
het kader van de OBR legt de SVB bij een dergelijke schending van de mededelingsverplichting
een maatregel op (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en het geven van een
schriftelijke waarschuwing). Behalve het opleggen van een boete of maatregel gaat de SVB er
in een aantal gevallen toe over de uitkering te blokkeren, geheel of gedeeltelijk te
schorsen of geheel of gedeeltelijk in te trekken.
Als de SVB geen tijdige
reactie ontvangt op haar verzoek, wordt veelal onzeker of nog aanspraak bestaat op de
volledige uitkering. In die gevallen past de SVB het volgende beleid toe.
Als de betrokkene niet heeft gereageerd op het verzoek en ook anderszins niets van
zich heeft laten horen, schorst de SVB de betaling (zie SB1093 over schorsing wegens
twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling). In het kader van de AKW geldt echter dat,
indien geen onzekerheid bestaat over het recht op al uitbetaalde kinderbijslag, de SVB
toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 14a, eerste lid, onderdeel c AKW en de
kinderbijslag beëindigt of herziet zonder terugwerkende kracht.
Indien de
SVB de betaling van een uitkering schorst, heeft de schorsing betrekking op (het gedeelte
van) de uitkering waarvan onzeker is of er nog aanspraak op bestaat.
Heeft de betrokkene binnen drie maanden na de schorsing nog niet aan het verzoek
voldaan, dan trekt de SVB de uitkering met toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c,
AOW, artikel 34, eerste lid, onder c, Anw, artikel 14a, eerste lid, onder c, AKW of artikel
16, tweede lid OBR geheel of gedeeltelijk in. Artikel 6d, tweede lid Remigratiewet bepaalt
dat de schorsing maximaal zes maanden kan duren; indien het voortbestaan van het recht op
remigratievoorzieningen na deze termijn nog onzeker is moet de SVB de voorzieningen op grond
van artikel 6c, eerste lid, onder c Remigratiewet geheel of gedeeltelijk
intrekken.
Blijkt er een wijziging in de omstandigheden te hebben
plaatsgevonden waardoor de betrokkene al eerder geen aanspraak meer had op de volledige
uitkering, dan trekt de SVB de uitkering met ingang van een eerdere datum geheel of
gedeeltelijk in. Daarnaast legt de SVB aan de betrokkene een boete op (zie SB1103 over het
opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke waarschuwing). In het kader van de
OBR legt de SVB in dat geval een maatregel op (zie SB1102 over het opleggen van een
maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing). Is sprake van een wijziging van
de omstandigheden maar ontbreekt ieder aanknopingspunt met betrekking tot het moment waarop
de omstandigheden zijn gewijzigd, dan geeft de SVB toepassing aan artikel 17a, eerste lid,
onder c, AOW, artikel 34, eerste lid, onder c, Anw, artikel 14a, eerste lid, onder c AKW,
artikel 16, tweede lid OBR dan wel artikel 6c, eerste lid, onder c Remigratiewet en trekt
zij de uitkering geheel of gedeeltelijk in met ingang van de dag waarop de betaling eerder
geheel of gedeeltelijk is geschorst. Ook in dat geval legt de SVB een boete op of - indien
het de OBR betreft - een maatregel.
Toont de betrokkene voordat het
intrekkingsbesluit rechtens onaantastbaar is geworden, aan dat hij al dan niet onafgebroken
aanspraak op de volledige uitkering heeft behouden, dan betaalt de SVB de achterstallige
uitkering aan hem uit. Dit geldt zowel tijdens de bezwaartermijn bij de
schorsingsbeschikking als wanneer de schorsingsbeschikking rechtens onaantastbaar is
geworden. Tevens legt de SVB aan de betrokkene een maatregel op omdat hij de
controlevoorschriften niet is nagekomen (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en
het geven van een schriftelijke waarschuwing). De SVB verricht de achterstallige betaling
onder toepassing van de maatregel.
Het kan voorkomen dat de betrokkene
alsnog voldoet aan het verzoek nadat het intrekkingsbesluit rechtens onaantastbaar is
geworden. Als blijkt dat de betrokkene al dan niet onafgebroken aanspraak op de volledige
uitkering heeft behouden, kent de SVB de uitkering opnieuw toe met een terugwerkende kracht
van maximaal een jaar, behoudens een langere termijn in gevallen waarin volgens de regels
van SB1070 over terugwerkende kracht van meer dan een jaar) sprake is van een bijzonder
geval en hardheid. In het kader van de OBR kent de SVB de uitkering opnieuw toe zonder
terugwerkende kracht, tenzij volgens de regels van SB1285 over terugwerkende kracht van
maximaal een jaar sprake is van een bijzonder geval. De SVB legt tevens een maatregel op of
effectueert een reeds genomen maatregelbesluit op de inmiddels hervatte uitkering. Dit is
slechts anders als het niet melden niet aan de betrokkene kan worden verweten.
Grondslag
artikel 17c, eerste lid, onder c AOW, artikel 34, eerste lid, onder c Anw, artikel 14a,
eerste lid, onder c AKW, artikel 16, tweede lid OBR, artikel 6c, eerste lid, onder c en
artikel 6d, tweede lid Remigratiewet
Besluit beleidsregels SVB 2016