Onderwerp: Bezoek-historie

Niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB (SB1100)
Geldigheid:01-11-2017 t/m 26-05-2021Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Het hierna volgende beleid over het niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB heeft betrekking op de AOW, Anw, AKW, OBR en Remigratiewet. Het beleid dat ziet op de Participatiewet staat in SB1314 over Participatiewet: niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB.

Als de betrokkene tegen het einde van de gestelde termijn nog niet heeft voldaan aan een verzoek van de SVB om informatie of medewerking, verzendt de SVB eerst een rappèl. Voldoet de betrokkene aan het verzoek maar niet binnen de rappèltermijn, dan legt de SVB een maatregel op of geeft zij een waarschuwing (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing).

Blijkt uit de reactie van betrokkene dat er een wijziging in de omstandigheden is opgetreden, of stelt de SVB dit op andere wijze vast, dan legt de SVB geen maatregel maar een boete op of geeft zij een waarschuwing (zie SB1101 over niet spontaan melden van relevante feiten en omstandigheden en SB1103 over het opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke waarschuwing). In het kader van de OBR legt de SVB bij een dergelijke schending van de mededelingsverplichting een maatregel op (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing). Behalve het opleggen van een boete of maatregel gaat de SVB er in een aantal gevallen toe over de uitkering te blokkeren, geheel of gedeeltelijk te schorsen of geheel of gedeeltelijk in te trekken.

Als de SVB geen tijdige reactie ontvangt op haar verzoek, wordt veelal onzeker of nog aanspraak bestaat op de volledige uitkering. In die gevallen past de SVB het volgende beleid toe.

Als de betrokkene niet heeft gereageerd op het verzoek en ook anderszins niets van zich heeft laten horen, schorst de SVB de betaling (zie SB1093 over schorsing wegens twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling). In het kader van de AKW geldt echter dat, indien geen onzekerheid bestaat over het recht op al uitbetaalde kinderbijslag, de SVB toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 14a, eerste lid, onderdeel c AKW en de kinderbijslag beëindigt of herziet zonder terugwerkende kracht.

Indien de SVB de betaling van een uitkering schorst, heeft de schorsing betrekking op (het gedeelte van) de uitkering waarvan onzeker is of er nog aanspraak op bestaat.

Heeft de betrokkene binnen drie maanden na de schorsing nog niet aan het verzoek voldaan, dan trekt de SVB de uitkering met toepassing van artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34, eerste lid, onder c, Anw, artikel 14a, eerste lid, onder c, AKW of artikel 16, tweede lid OBR geheel of gedeeltelijk in. Artikel 6d, tweede lid Remigratiewet bepaalt dat de schorsing maximaal zes maanden kan duren; indien het voortbestaan van het recht op remigratievoorzieningen na deze termijn nog onzeker is moet de SVB de voorzieningen op grond van artikel 6c, eerste lid, onder c Remigratiewet geheel of gedeeltelijk intrekken.

Blijkt er een wijziging in de omstandigheden te hebben plaatsgevonden waardoor de betrokkene al eerder geen aanspraak meer had op de volledige uitkering, dan trekt de SVB de uitkering met ingang van een eerdere datum geheel of gedeeltelijk in. Daarnaast legt de SVB aan de betrokkene een boete op (zie SB1103 over het opleggen van een boete en het geven van een schriftelijke waarschuwing). In het kader van de OBR legt de SVB in dat geval een maatregel op (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing). Is sprake van een wijziging van de omstandigheden maar ontbreekt ieder aanknopingspunt met betrekking tot het moment waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, dan geeft de SVB toepassing aan artikel 17a, eerste lid, onder c, AOW, artikel 34, eerste lid, onder c, Anw, artikel 14a, eerste lid, onder c AKW, artikel 16, tweede lid OBR dan wel artikel 6c, eerste lid, onder c Remigratiewet en trekt zij de uitkering geheel of gedeeltelijk in met ingang van de dag waarop de betaling eerder geheel of gedeeltelijk is geschorst. Ook in dat geval legt de SVB een boete op of - indien het de OBR betreft - een maatregel.

Toont de betrokkene voordat het intrekkingsbesluit rechtens onaantastbaar is geworden, aan dat hij al dan niet onafgebroken aanspraak op de volledige uitkering heeft behouden, dan betaalt de SVB de achterstallige uitkering aan hem uit. Dit geldt zowel tijdens de bezwaartermijn bij de schorsingsbeschikking als wanneer de schorsingsbeschikking rechtens onaantastbaar is geworden. Tevens legt de SVB aan de betrokkene een maatregel op omdat hij de controlevoorschriften niet is nagekomen (zie SB1102 over het opleggen van een maatregel en het geven van een schriftelijke waarschuwing). De SVB verricht de achterstallige betaling onder toepassing van de maatregel.

Het kan voorkomen dat de betrokkene alsnog voldoet aan het verzoek nadat het intrekkingsbesluit rechtens onaantastbaar is geworden. Als blijkt dat de betrokkene al dan niet onafgebroken aanspraak op de volledige uitkering heeft behouden, kent de SVB de uitkering opnieuw toe met een terugwerkende kracht van maximaal een jaar, behoudens een langere termijn in gevallen waarin volgens de regels van SB1070 over terugwerkende kracht van meer dan een jaar) sprake is van een bijzonder geval en hardheid. In het kader van de AKW en de OBR kent de SVB de uitkering opnieuw toe met een terugwerkende kracht van maximaal een jaar. De SVB legt tevens een maatregel op of effectueert een reeds genomen maatregelbesluit op de inmiddels hervatte uitkering. Dit is slechts anders als het niet melden niet aan de betrokkene kan worden verweten.

Grondslag

artikel 17c, eerste lid, onder c AOW, artikel 34, eerste lid, onder c Anw, artikel 14a,  eerste lid, onder c AKW, artikel 16, tweede lid OBR, artikel 6c, eerste lid, onder c en  artikel 6d, tweede lid Remigratiewet

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB oktober 2017

Naar boven