Beleidsregel
Als de ouders van een kind gescheiden huishoudens voeren en het
kind in één van beide huishoudens woont, heeft de ouder in wiens huishouden het kind woont
recht op kinderbijslag omdat het kind tot het huishouden van die ouder behoort. Indien de
andere ouder, tot wiens huishouden het kind niet behoort, het kind in belangrijke mate
onderhoudt, bijvoorbeeld door alimentatie te betalen, heeft ook deze ouder recht op
kinderbijslag. Artikel 18, vierde lid AKW bepaalt dat in die situatie, waarin twee maal
recht op kinderbijslag voor één kind bestaat, de betaling van de kinderbijslag aan de ouder
tot wiens huishouden het kind niet behoort, achterwege moet blijven.
[De
SVB gaat ervan uit dat artikel 18, lid 4 eerst toepassing kan vinden als beide ouders een
aanvraag om kinderbijslag hebben ingediend. Indien geen kinderbijslag wordt aangevraagd door
de ouder bij wie het kind woont, kan het bepaalde in artikel 18, vierde lid AKW er dus niet
toe leiden dat het aangevraagde recht op kinderbijslag door de andere ouder niet tot
uitbetaling komt. Dit brengt mee dat, in de situatie waarin de betaling van kinderbijslag
plaatsvindt aan de ouder tot wiens huishouden het kind niet behoort, de SVB overgaat tot de
uitbetaling van kinderbijslag aan de ouder bij wie het kind woont vanaf het moment waarop
deze ouder een aanvraag om kinderbijslag indient.] Deze alinea is bij Besluit van de Raad
van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank van 22 september 2010 per 1 oktober komen te
vervallen (Stcrt. 29 september 2010, nr. 14795).
Een kind kan ook
(beurtelings) tot twee huishoudens behoren. Dit doet zich voor bij een zogenaamd
co-ouderschap. Van co-ouderschap is sprake indien een kind overwegend in gelijke mate wordt
verzorgd en onderhouden door beide ouders. Bij co-ouderschap wordt de kinderbijslag waarop
één van beide ouders recht heeft gelijk verdeeld betaald aan beide ouders, terwijl de
kinderbijslag waarop de andere ouder recht heeft niet wordt uitbetaald. Dit laatste is
bepaald in artikel 5a, eerste lid van het Samenloopbesluit
kinderbijslag.
Voor de interpretatie van het begrip ‘overwegend in gelijke
mate verzorgen en onderhouden’ in de zin van artikel 5a, eerste lid van het Samenloopbesluit
kinderbijslag valt de SVB terug op de regels die zijn ontwikkeld in het kader van het
huishoudbegrip (zie Deel I, Tot het huishouden behoren SB1014). Dat wil zeggen dat het kind
afwisselend in gelijke mate de nachtrust moet doorbrengen bij beide
ouders.
Het kan ook voorkomen dat er tussen de gescheiden levende ouders
afspraken gelden die niet uitgaan van een strikte verdeling van de verzorging en het
onderhoud van de kinderen op een wijze zoals hiervoor beschreven. Indien in een dergelijke
situatie in de overeenkomst niettemin een expliciete afspraak is gemaakt over de verdeling
van de kinderbijslag, dan zal deze door de SVB worden gehonoreerd.De SVB gaat uit van de in
de overeenkomst opgenomen regeling betreffende de verdeling van de verzorging en het
onderhoud. Alleen indien blijkt dat niet-naleving van deze regeling een bestendig karakter
heeft (in zijn algemeenheid langer dan zes maanden), dient de feitelijke situatie als
richtsnoer voor de uitbetaling. Als het niet goed mogelijk is om de feitelijke situatie vast
te stellen, gaat de SVB alsnog uit van de in de overeenkomst opgenomen regeling.
Grondslag
De tekst is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 3 maart 2010.
artikel 18, lid 4 AKW en artikel 5a Samenloopbesluit kinderbijslag
Besluit beleidsregels SVB 2010