Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 025/1965 Inrichting van stallen voor het vervoer van dieren anders dan als deklading
Geldigheid:03-09-1965 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

De Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart,
Overwegende:
dat het nodig is normen vast te stellen voor de constructie, inrichting en afwerking van stallen voor het vervoer van dieren, alsmede voor de materialen, waarvan deze zijn vervaardigd:
Gelet op:
het bepaalde in het vierde lid van artikel 2 van bijlage XX van het Schepenbesluit 1965 en op het bepaalde in artikel 174 van genoemd besluit;

Maakt bekend:

dat bij de inrichting van stallen voor het vervoer van dieren anders dan als deklading , de volgende richtlijnen in acht dienen te worden genomen.

Stallen voor paarden en rundvee

Art. 1 Afmetingen en samenstelling
1. De afmetingen van stallen, bestemd voor paarden of rundvee zijn voorgeschreven in artikel 3 van Bijlage XX van het Schepenbesluit 1965.
2. Een stal bestaat uit ten minste 4 stutten, een frontschot, 2 zijschotten en eventueel een achterschot.
3. Stallen moeten glad zijn afgewerkt. Constructiedelen van het schip mogen in een stal uitsteken, mits zij geen gevaar voor de dieren opleveren, en zo nodig met hout omkleed zijn. Daar waar de mogelijkheid bestaat, dat paarden hun hoofd stoten aan uitstekende delen in gangpaden of stallen, dienen deze omkleed te zijn met materiaal. dat niet door de paarden zal worden opgegeten. Koppen en moeren van houten moeten worden weggewerkt.

Art. 2 Stutten
1. Zo nodig mogen de tot de scheepsconstructie behorende stutten voor de stallen worden gebezigd.
2. Stutten die niet tot de scheepsconstructie behoren, moeten zijn vervaardigd van:
a. rondijzer met een doorsnede van tenminste 70 mm, of
b. stalen buis met een doorsnede van tenminste 76 mm en een wanddikte van 6mm
3. bij tijdelijke inrichtingen mogen de stutten worden vervaardig van pitch-pine met een doorsnedevan 150x 100 mm, gemeten tot de binnenzijde der in lid 5 vermelde sponningen. In dit geval moeten op het dek en onder de dekbalken houten ribben worden aangebracht, waaraan de stutten door middel van moerbouten van voldoende sterkte moeten worden bevestigd.
4. De boveneinden van stalen stutten mogen zodanig zijn uitgevoerd, dat de stutten uit de dekpotten kunnen worden gelicht, opdat zij onder tegen het dek erboven kunnen worden opgehangen.
5. Tot een hoogte van tenminste 1300 mm boven de stalvloer moeten de stutten van een aantal sponningen zijn voorzien, waarin wegnecmbarc horizontale front-, zij- en achterplanken met enigszins afgeschuinde uiteinden kunnen worden geplaatst, met dien verstande, dat de sponningen voor het opnemen der zijplanken kunnen worden weggelaten, indien wordt gebruik gemaakt van verticale planken als bedoeld in het tweede lid van artikel 4. De sponningen moeten tenminste 60 mm diep zijn. terwijl de binnenwerkse wijdte tenminste 55 mm moet bedragen. Indien kanaalijzers worden gebezigd moet de dikte tenminste 6 mm zijn. De flenzen der kanaalijzers moeten ook aan de einden rond afgewerkt zijn.

Art.3 Frontschotten
Het frontschot van de stallen dient te bestaan uit een tweetal planken van grenenhout (geen Amerikaans grenenhout) met een doorsnede van 225x 60 mm. De bovenste plank, waarvan de bovenkant bij vervoer van paarden ongeveer 1170 mm boven de stalvloer moet zijn, mag zonodig zodanig zijn uitgesneden, dat de paarden met de borst gemakkelijk daarop kunnen steunen.
Voor rundvee dient de bovenkant van deze plank ongeveer 950 mm boven de stalvloer te liggen en moet zij zijn voorzien van gaten met een doorsnede van 38 mm voor het vastmaken der halstertouwen. De bovenzijde van de bovenste plank dient te worden afgerond, terwijl deze plank bovendien tegen het uitwippen moet worden geborgd. De onderste plank dient op de stalvloer te rusten.

Art.4 Eind- en scheidingsschotten
1. Eindschotten, de afsluiting van een rij stallen vormende, dienen te bestaan uit een tweetal planken als bedoeld in artikel 3. Deze mogen van vurenhout zijn vervaardigd. De bovenkant van de bovenste plank dient ongeveer 1300 mm boven de stalvloer te liggen. Beide planken moeten door middel van 3klossen van 75 mm hoog en 225 mm lang, welke met 12 mm moerbouten op de uiteinden en het midden zijn vastgezet. van elkander worden gescheiden (zie fig. 1).
2. Scheidingsschotten, tussen twee onmiddellijk aan elkaar grenzende stallen van een rij, kunnen worden vervaardigd als omschreven in het eerste lid, doch mogen ook bestaan uit verticale planken van afmetingen als aangegeven in artikel 3, die in potten op het dek moeten zijn geplaatst en aan de bovenzijde door middel van potten, of op andere wijze, aan het dek of aan de dekbalken moeten zijn verbonden (zie fig. 2).



Art.5 Achterschotten
1. Indien de scheepshuid aan de achterzijde van de stal verticaal is, mag zij als achterste begrenzing van de stal dienen, mits over de spanten ofandere uitstekende constructiedelen op de scheepshuid vier langsscheeps geplaatste delen met een doorsnede van 225 x 35 mm worden aangebracht, waarvan de eerste 150 mm vrij moet blijven van de stalvloer. De onderlinge afstand tussen de delen moet 75 mm bedragen, behalve tussen het derde en vierde deel waar de afstand 150 mm moet zijn (zie fig. 1).
2. Indien de scheepwand niet als achterschotbegrenzing kan worden gebezigd, moet deze worden gevormd uit 4 langsscheeps geplaatste delen van vurenhout met een doorsnede van 225 x 60 mm. Deze planken moeten door middel van 3 klossen van 75 mm hoog en 225 mm lang, welke met 12 mm moerbouten op de uiteinden en het midden zijn vastgezet, van elkander worden gescheiden. De onderzijde der sponningen, waarin de planken worden geplaatst, moet 75 mm boven de vloer liggen. Bij het gebruik van houten stutten, kunnen de delen in plaats van in sponningen door middel van bouten ofschroeven aan de stutten worden verbonden (fig. 2).

Art.6 Vloer
1. Indien de dek waarop de stallen worden ingericht van staal is, moet dit ter plaatse van een bedekking worden voorzien. die mag bestaan uit:
a. een vurenhouten dek ter dikte van tenminste 50 mm, of
b. een laag cement, zuur- en warmtebestendig compo van goedgekeurde samenstelling, ofrubber, ter dikte van ten minste 38 mm, waarvan de oppervlakte ruw gemaakt is, dan wel in langsscheepse richting van groeven is voorzien.
2. De onder a genoemde vloerbedekking in een stal moet zijn voorzien van 4 regels met een doorsnede van 65 x 30 mm met afgeronde bovenkant. Deze regels moeten zijn van iepenhout of een andere geschikte harde houtsoort. De regels moeten over de gehele breedte van de stal lopen tot op 70 mm van de eindschotten. In een stal, waarvan de diepte 2450 mm bedraagt, moet de eerste regel op 350 mm achter het frontschot worden aangebracht, de tweede op 350 mm van de eerste, de vierde of 250 mm van de achterkant van de stal, en de derde op 350 mm afstand van de vierde. Bij groter ofkleiner diepte van de stal worden deze maten naar verhouding gewijzigd. De regels moeten met schroeven met verzonken koppen aan het dek worden bevestigd.
3. Indien schepen slechts tijdelijk voor dierenvervoer worden ingericht mag op een stalen dek in de stallen een wegneembare vurenhouten vloer worden aangebracht, bestaande uit langsscheeps liggende delen met een dikte van 50 mm, welke met een onderlinge tussenruimte van ten hoogste 25 mm op latten ter dikte van 25 mm en een onderlinge afstand van 450 mm worden gelegd, zodat de afvoer van urine, water, etc., mogelijk is. Deze vloer behoeft niet van de in het vorig lid bedoelde regels te zijn voorzien (zie fig. 1 en 2).

Stallen voor varkens, schapen en geiten

Art. 7 Afmetingen en samenstelling (zie fig. 3)

1. De afmetingen van stallen voor varkens, schapen en geiten zijn voorgeschreven in artikel 3 van bijlage XX van het Schepenbesluit 1965.
2. Indien varkens, schapen of geiten moeten worden vervoerd in stallen, die zijn ingericht voor het vervoer van paarden of rundvee, dienen de volgende voorzieningen te worden getroffen:
a. De ruimte tussen de beide frontplanken dient te worden gedicht door horizontaal geplaatste delen ter dikte van 35 mm, die met een onderlinge tussenruimte van 50 mm aan de stutten worden bevestigd.
b. In stede van verticale of horizontale planken der eind- en scheidingsschotten, moeten horizontaal geplaatste delen ter dikte van 35 mm, met een onderlinge tussenruimte van 50 mm, tussen de stutten worden aangebracht tot een hoogte van plm. 900 mm boven de vloer.
c. In plaats van de regels, bedoel in het tweede lid van artikel 6, moeten latten worden aangebracht moet een doorsnede van 35 x 20 mm.
3. Indien het schip speciaal bestemd is voor het vervoer van varkens, schapen of geiten, gelden de bepalingen in deze Bekendmaking met de volgende afwijkingen:
a. stutten.
De volgende afmetingen moeten worden gebezigd: rondijzer met een doorsnede van ten minste 50 mm; stalen buis met een doorsnede van ten minste 70 mm en een wanddikte van 4 mm: hout met een doorsnede van ten minste 110x75mm.
b. Kanaalijzers moeten 50 mm vrij van de vloer blijven. De volgende afmetingen moeten worden gebezigd: inwendige diepte 38 mm, binnenwerkse wijdte 38 mm, dikte 6 mm.
c. Front-, eind-, scheidings- en achterschotten moeten worden samengesteld uit horizontaal geplaatste delen ter dikte van 35 mm tot een hoogte van plm. 900 mm boven de vloer en met een onderlinge tussenruimte van 50 mm.
d. Vloerlatten met een doorsnede van 35 x 20 mm moeten op onderlinge af standen van 350 mm worden aangebracht, waarbij de eerste lat op 350 mm achter het frontschot moet komen te liggen.



Algemeen

Art.8 Stallen van andere constructie

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan toestemming verlenen tot het bezigen van stallen van andere doeltreffende constructie.

Art. 9 Kwaliteit van het hout
Het voor de stallen gebezigde hout moet van prima kwaliteit zijn, zonder kwasten of andere gebreken, die de sterkte ongunstig kunnen beïnvloeden.
Art. 10 Afmetingen
De in deze Bekendmaking vermelde afmetingen van planken, stutten, regels of vloerlatten gelden voor geschaafd hout.

`s-Gravenhage, 3 september 1965
De Inspecteur-Generaal voornoemd ,
C. Moolenburgh
Naar boven