Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 268/1990 Symbolen voor de aanduiding van reddingmiddelen en -voorzieningen
Geldigheid:15-10-1990 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Bekendmaking aan de scheepvaart tot wijziging van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 268/1990 (Symbolen voor de aanduiding van reddingmiddelen en -voorzieningen)

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel 2.3, van bijlage XI A, van het Schepenbesluit 1965;
Maakt bekend:

Artikel I
Bekendmaking aan de scheepvaart no.268/1990 komt te luiden:

Artikel 1
Aan boord van elk schip moet gebruik worden gemaakt van de symbolen 1 tot en met 8, aangegeven in Annex 1 van IMO resolutie A.760(18) die als bijlage bij deze bekendmaking is gevoegd, als bedieningsaanwijzingen voor de groepsreddingmiddelen en tewaterlatingsmiddelen.

Artikel 2
Aan boord van elk schip, gebouwd op of na 1 januari 1988, moet gebruik worden gemaakt van de symbolen 20 tot en met 22, aangegeven in Annex 2 van IMO resolutie A.760(18) voor het aanduiden van de verzamelplaatsen voor de passagiers.

Artikel 3
In aanvulling op het bepaalde onder artikel 1 en 2 moet aan boord van passagiersschepen tevens worden voldaan aan de volgende bepalingen.

Artikel 4
De hierna te vermelden aanduidingen moeten op in het oog vallende plaatsen, voortdurend verlicht, ook bij het in werking zijn van alleen de noodverlichting, vrij van andersoortige aanduidingen zijn aangebracht.
Passagiers moeten vanuit iedere ruimte, waarin zij zich mogen ophouden, door middel van de omschreven aanduidingen naar de dichtstbijzijnde verzamelplaats worden geleid.
4.1 Verzamelplaats aanduidingen
.1 De verzamelplaats-aanduiding is aangegeven door symbool 20 van Annex 2 van IMO resolutie A.760(18).
.2 De afmetingen van de aanduidingen moeten zodanig zijn dat ze in de toe te passen ruimten goed zichtbaar zijn, maar ten minste voldoen aan de aangegeven waarden in norm NEN 3011.
.3 Indien een verzamelplaats wordt aangegeven door een nummer of letter dan moet dit een onderdeel van de bedoelde aanduiding zijn, en moeten de afmetingen daarvan gelijk zijn aan die van de hierboven bedoelde aanduidingen.
.4 De verzamelplaats aanduidingen moeten zo zijn geplaatst dat zij door de passagiers terstond als zodanig kunnen worden onderkend.
4.2.Verzamelplaats richting-aanduidingen (bewegwijzering)
.1 De verzamelplaats richting-aanduiding bestaat uit een verzamelplaats aanduiding, als onder 4.1.1 genoemd, in combinatie met een witte pijl op groene achtergrond, zoals omschreven in norm NEN 3011.
.2 De afmetingen van deze aanduidingen moeten overeenstemmen met de onder 4.1.1 genoemde aanduidingen.
.3 Verzamelplaats richting-aanduidingen kunnen worden aangevuld met daarvoor bestemde internationaal vastgestelde tekens zoals aangegeven in norm NEN 3011.
.4 De verzamelplaats richting-aanduiding (bewegwijzering) moet zijn aangebracht in gangen met passagiershutten, in trapportalen die naar de verzamelplaatsen leiden, in publieke ruimten die niet als verzamelplaats zijn bestemd, in vestibules, in ruimten die de accommodatie verbinden met de buitendekken en in de omgeving van de deuren die toegang bieden tot de verzamelplaatsen.
.5 De routes naar de verzamelplaatsen moeten zodanig zijn dat de doorgang van personen op weg naar die plaatsen op geen enkele wijze wordt belemmerd.
4.3. Aanduidingen voor uitgangen en nooduitgangen
.1 Alle door passagiers te gebruiken deuren die van de passagiersruimten naar open dekken leiden, moeten duidelijk zijn gemarkeerd met ten minste een aanduiding EXIT/uitgang of een daartoe internationaal vastgesteld teken zoals aangegeven in norm NEN 3011.
Waar mogelijk moet één aanduiding boven de deur zijn aangebracht, maar daar waar de deur niet direct zichtbaar is vanuit de desbetreffende ruimte, moet een aanvullende aanduiding zijn aangebracht om de richting aan te geven waarin de deur te bereiken is. De aanduidingen moeten bestaan uit witte aanduidingen op groene achtergrond, en moeten voortdurend zijn verlicht, ook bij het in werking zijn van alleen de noodverlichting.
.2 Deuren, ramen, zijpoorten en andere openingen die uitsluitend als nooduitgang dienst doen, moeten duidelijk als zodanig worden gemarkeerd met
EMERGENY ESCAPE WINDOW/DOOR NOOD RAAM/DEUR

al naar gelang van toepassing van of door een daarvoor bestemd internationaal teken, zoals aangegeven in norm NEN 3011.
4.4. Aanduidingen voor dek identificatie
.1 Ieder dek in de passagiersruimten moet door middel van een letter, nummer, naam, of kleur of een combinatie daarvan duidelijk herkenbaar voor passagiers worden gemaakt. De dek-identificatie moet zijn aangebracht op geschikte plaatsen vlak bij iedere ingang.
.2 De kleuren die worden toegepast bij de aanduidingen voor dek-identificatie moeten contrasteren met de kleuren van de panelen waartegen ze zijn aangebracht.
.3 Op elk dek dat toegankelijk is voor passagiers moeten dekplannen zijn aangebracht waarop de verschillende dekken en hun identificatie zijn aangegeven.
4.5. Instructies bij noodgevallen voor de passagiers.
.1 Instructies voor noodsituaties moeten zijn aangebracht in de passagiershutten, op verzamelplaatsen en in andere passagiersruimten. De instructies moeten duidelijke informatie geven over de verzamelplaatsen, de uit te voeren handelingen in een noodsituatie en over de manier waarop reddinggordels worden aangedaan. De instructies moeten ten minste in het Nederlands en Engels of door middel van pictogrammen worden opgesteld.
.2 De instructies moeten zijn aangebracht op in het oog vallende plaatsen, waar mogelijk in de nabijheid van andere veiligheidsaanduidingen en duidelijk afgezonderd van andersoortige informatie aan passagiers.
4.6. Het uiteindelijk doel van de aanduidingen en instructies is er voor te zorgen dat de passagiers voldoende op de hoogte zijn dat:
.1 er passagiers-evacuatieplannen bestaan voor het geval dat in onvoorziene omstandigheden het schip moet worden verlaten;
.2 van hen verwacht wordt dat zij in een noodsituatie zich naar een verzamelplaats begeven, (of er te blijven) en zich ordelijk gedragen;
.3 verzameld wordt op een verzamelplaats, waar zij worden voorzien van een reddinggordel;
.4 zij de aanwijzingen van de daarvoor aanwezige bemanningsleden moeten volgen;
.5 in geval van een onverhoedse ramp waarbij de normale evacuatie procedure niet kan worden uitgevoerd, zij in staat zijn om de weg naar buiten de besloten ruimte te vinden via de normale uitgangen en nooduitgangen of vluchtwegen.

Artikel 5
Met de in deze bekendmaking vastgestelde technische normen of technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of technische eisen, vastgesteld door een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel door een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.

Artikel II
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze bekendmaking zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage bij deze bekendmaking, die in Nederland ter inzage ligt bij het Directoraat Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6 te Den Haag en bij de Scheepvaartinspectie, ’s Gravenweg 665 te Rotterdam.
Van de terinzagelegging van de bijlage in de Nederlandse Antillen en in Aruba zal mededeling worden gedaan in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.


Toelichting
Deze Bekendmaking aan de scheepvaart strekt tot het opnieuw vaststellen van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 268/1990 (Stcrt. 1990, 221). Het ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 109)1. Om alsnog aan de verplichting tot notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389).
De tekst van de bekendmaking is op enkele punten gewijzigd. De verwijzing naar de IMO resolutie is geactualiseerd. Verder is in artikel 5 een bepaling betreffende wederzijdse erkenning van technische normen en technische eisen opgenomen.
De ontwerp-bekendmaking is op 14 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienr. 97/0570/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG.
De ontwerp-bekendmaking is op 30 september 1997 gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr. G/TBT/Notif.97.558), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de ontwerp-bekendmaking is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze notificaties zijn noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in voornoemde overeenkomst.
Als technische voorschriften kunnen worden aangewezen de artikelen 1, 2 en 4.
Deze voorschriften, die zonder onderscheid van toepassing zijn op Nederlandse en ingevoerde symbolen voor de aanduiding van reddingmiddelen en -voorzieningen, zijn uit hoofde van een doeltreffende bescherming van de openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk. Ook zijn zij evenredig aan de met deze voorschriften beoogde doelen.
Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van de bovengenoemde belangen.
In het kader van de notificatie ingevolge de richtlijn is in artikel 5 de bovengenoemde bepaling betreffende wederzijdse erkenning opgenomen met het oog op de geharmoniseerde toepassing van technische voorschriften.
De WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijziging van de ontwerp-bekendmaking.

Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.



1Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100).
Een bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.

Naar boven