Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
In het kader van de bezwaarschriftprocedure moet de SVB op grond van artikel 7:2, eerste lid Awb een belanghebbende in de gelegenheid stellen om zijn bezwaren in een hoorzitting toe te lichten. Artikel 7:3 Awb bepaalt dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:
Bij de toepassing van artikel 7:3 Awb hanteert de SVB het volgende beleid.
De SVB neemt aan dat een bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is als:
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren van de indiener van het bezwaarschrift ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. De SVB leidt uit de jurisprudentie af dat bijvoorbeeld sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar indien honorering van het bezwaar evident in strijd is met een wettelijk voorschrift (CRvB 9 januari 2002).
Uit de jurisprudentie volgt eveneens dat in de volgende gevallen geen sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar:
De SVB maakt gebruik van de in artikel 7:3, onderdeel d Awb neergelegde bevoegdheid om van het horen van de belanghebbende af te zien indien de belanghebbende niet binnen een door de SVB gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. De SVB hanteert daarbij in het algemeen een termijn van drie weken. Het is mogelijk dat een belanghebbende afziet van het recht om gehoord te worden, mits de SVB voldoet aan een door hem gestelde voorwaarde. In dat geval beoordeelt de SVB of deze voorwaarde is vervuld.
artikel 7:3 Awb
Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB september 2018
Huidige versie: 4