Onderwerp: Bezoek-historie

Afzien van een hoorzitting (SB3289)
Geldigheid:26-09-2018 t/m Versie:vergelijk Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

In het kader van de bezwaarschriftprocedure moet de SVB op grond van artikel 7:2, eerste lid Awb een belanghebbende in de gelegenheid stellen om zijn bezwaren in een hoorzitting toe te lichten. Artikel 7:3 Awb bepaalt dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:

 

  • het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is of
  • het bezwaar kennelijk ongegrond is.
  • de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord,
  • de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of
  • aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

 

Bij de toepassing van artikel 7:3 Awb hanteert de SVB het volgende beleid.

De SVB neemt aan dat een bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is als:

 

  • uit het bezwaarschrift of anderszins blijkt dat er zonder twijfel geen geldige reden is voor overschrijding van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (zie SB3202 over termijnoverschrijding);
  • een verzuim dat aan het bezwaarschrift kleeft niet tijdig hersteld is en beleidsmatig is bepaald dat de SVB in dat geval tot niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar overgaat (zie SB3201 over vereisten inhoud bezwaarschrift);
  • uit het bezwaarschrift blijkt dat er onvoldoende (proces)belang bestaat bij het voeren van de bezwaarschriftprocedure. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het bezwaar zich uitsluitend richt tegen de grondslag van de toegekende uitkering (zie CRvB 1 maart 2013).

 

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren van de indiener van het bezwaarschrift ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. De SVB leidt uit de jurisprudentie af dat bijvoorbeeld sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar indien honorering van het bezwaar evident in strijd is met een wettelijk voorschrift (CRvB 9 januari 2002).

Uit de jurisprudentie volgt eveneens dat in de volgende gevallen geen sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond bezwaar:

 

  • Tijdens bezwaar is of moet nader onderzoek worden verricht naar de feiten of bijzondere omstandigheden. Het kan hierbij gaan om bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid van de SVB of tot het gebruik maken van een bepaalde wettelijke bevoegdheid (CRvB 23 december 1996, CRvB 24 oktober 2001 en CRvB 22 februari 2008).
  • De SVB legt een forse maatregel of boete op (CRvB 6 maart 2007).

 

De SVB maakt gebruik van de in artikel 7:3, onderdeel d Awb neergelegde bevoegdheid om van het horen van de belanghebbende af te zien indien de belanghebbende niet binnen een door de SVB gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. De SVB hanteert daarbij in het algemeen een termijn van drie weken. Het is mogelijk dat een belanghebbende afziet van het recht om gehoord te worden, mits de SVB voldoet aan een door hem gestelde voorwaarde. In dat geval beoordeelt de SVB of deze voorwaarde is vervuld.

Wet- en regelgeving

Naar boven