Beleidsregel
Het hierboven opgenomen onderdeel van bijlage VI kent twee
voorzieningen. De eerste voorziening is bestemd voor personen die niet voldoen aan de
nationaliteits- en woonvoorwaarden voor de overgangsvoordelen zoals vervat in de artikelen
55 en 56 AOW en in de op artikel 57 AOW gebaseerde besluiten inzake gelijkstelling van wonen
en van nationaliteit. Deze personen komen in aanmerking voor dergelijke voordelen, naar rato
van de tijdvakken gedurende welke zij vóór 1957 in Nederland hebben gewoond of arbeid hebben
verricht in Nederland in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever. De tweede
voorziening is bedoeld voor de gehuwde partner van een AOW-verzekerde. Deze partner heeft
recht op zogenaamde ‘huwelijkse tijdvakken’ over periodes waarin de AOW-gerechtigde in
Nederland verzekerd is geweest en over periodes gelegen vóór 1957 die uit hoofde van bijlage
VI in aanmerking worden genomen. De regeling van huwelijkse tijdvakken is met ingang van 2
augustus 1989 omgezet in een mogelijkheid tot vrijwillige verzekering voor de
huwelijkspartner van een AOW-verzekerde.
Volgens vaste rechtspraak van het
HvJ EG kunnen tijdvakken gelegen voor 2 augustus 1989, die op grond van bijlage VI in
aanmerking worden genomen voor de berekening van het AOW-pensioen, niet gelijkgesteld worden
met eigenlijke, verplichte of vrijwillige verzekeringstijdvakken ingevolge de AOW. Aldus
kunnen tijdvakken vervuld op grond van de bijlage na 1 januari 1957 niet meetellen als
tijdvakken voor het verkrijgen van overgangsvoordelen zoals die zijn geregeld in de
artikelen 55, 56 en 57 AOW en het Besluit inzake de gelijkstelling van wonen buiten het Rijk
met wonen binnen het Rijk. Eveneens kunnen dergelijke tijdvakken niet meetellen voor de
termijn van één jaar waarbinnen een verzoek om vrijwillige verzekering ingevolge artikel 45
van de AOW moet worden ingediend.
Het begrip ‘wonen’ zoals dat in bijlage
VI wordt gehanteerd, wordt door de SVB op dezelfde wijze geïnterpreteerd als het woonbegrip
zoals dat voorkomt in artikel 3 van de AOW. Zie hierover Deel I, §
2.2.1.
Blijkens de arresten van het HvJ EG in de zaken De Wit en Grahame
en Hollanders moeten tijdvakken van arbeid buiten Nederland voor 1957, die binnen het totale
stelsel van Nederlandse sociale zekerheid (inclusief bijzondere regelingen voor ambtenaren
of militairen) werden gedekt, op grond van bijlage VI in het ouderdomspensioen worden
gehonoreerd. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om tijdvakken waarin personen naar het
buitenland zijn uitgezonden in publiekrechtelijke of privaatrechtelijke dienstbetrekking bij
de Nederlandse overheid, of waarin zij als zeevarende hebben gevaren in dienst van een in
Nederland gevestigde werkgever op een schip dat zijn thuishaven in Nederland
had.
Tijdvakken die op grond van bijlage VI in aanmerking zouden kunnen
worden genomen, mogen uit hoofde van bijlage VI onderdeel Q, onder 2, h niet worden
meegeteld voor de berekening van een AOW-pensioen als deze tijdvakken samenvallen met
tijdvakken die in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van pensioenrechten
ingevolge de ouderdomspensioenregeling van een andere lidstaat, of met tijdvakken gedurende
welke betrokkene ingevolge een dergelijke regeling een pensioen ontving. De SVB past deze
regel niet toe ingeval de tijdvakken die op grond van bijlage VI in aanmerking kunnen worden
genomen, samenvallen met tijdvakken van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering
vervuld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat.
Bijlage VI
gebruikt op diverse plaatsen de term ‘huwelijkspartner’. De SVB gaat ervan uit dat deze term
uitsluitend ziet op personen die formeel zijn gehuwd en de in de Nederlandse wetgeving per 1
januari 1998 met hen gelijkgestelde geregistreerde partners. Er vindt geen gelijkstelling
plaats van gehuwden met personen die een gezamenlijke huishouding voeren.
Grondslag
Deze Beleidsregels zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen, zoals die luidden op 4 april 2007.
bijlage VI, onderdeel Q, onder 2, a tot en met e en h Vo. 1408/71
Besluit beleidsregels SVB 2007