Onderwerp: Bezoek-historie

Hoogte en duur maatregel in verband met het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal (SB1324)
Geldigheid:07-09-2016 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 47c, tweede lid Participatiewet legt de SVB een maatregel op indien het redelijk vermoeden, bedoeld in artikel 18b, eerste lid Participatiewet, bestaat dat de partner jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Daarnaast legt de SVB een maatregel op als de jongere partner niet deelneemt aan een taaltoets.

De hoogte van de maatregel wegens het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal is afhankelijk van het aantal maanden dat is verstreken sinds de kennisgeving van het college waarin de jongere partner is meegedeeld dat hij niet aan die verplichting voldoet. Uit artikel 18b, vierde, negende, tiende en elfde lid Participatiewet volgt dat de SVB een maatregel moet opleggen van:

  • 20% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden in de periode tot 6 maanden na de schriftelijke kennisgeving;
  • 40% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden in de periode van 6 tot 12 maanden na de schriftelijke kennisgeving;
  • 100% van de bijstandsnorm voor onbepaalde tijd vanaf 12 maanden na de schriftelijke kennisgeving.

Artikel 18b Participatiewet bevat geen bepaling over de hoogte van de op te leggen maatregel als de jongere partner zijn verplichting om mee te werken aan een taaltoets niet nakomt. De SVB hanteert het beleid dat zij bij het niet nakomen van deze verplichting een maatregel die gelijk is aan de maatregel wegens het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal. Dit betekent dat hoogte van de maatregel afhankelijk is van het aantal maanden dat is verstreken sinds de betrokkene een taaltoets had moeten afleggen. De SVB legt een maatregel op van:

  • 20% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden in de periode tot 6 maanden na de dag waarop de taaltoets plaatsvond;
  • 40% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden in de periode van 6 tot12 maanden na de dag waarop de taaltoets plaatsvond;
  • 100% van de bijstandsnorm voor onbepaalde tijd vanaf 12 maanden na de dag waarop de taaltoets plaatsvond.

De SVB ziet af van het opleggen van een maatregel indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid of de verwijtbaarheid ontbreekt. De mate van verwijtbaarheid beoordeelt de SVB aan de hand van de regels die zijn beschreven in SB1244 over het bepalen van de mate van verwijtbaarheid. Deze regels gaan ook over opzet en grove schuld. Deze begrippen spelen echter geen rol bij het opleggen van een maatregel. Daarom maakt de SVB geen onderscheid tussen opzet, grove schuld of verwijtbaarheid als zij een maatregel oplegt.

De SVB leidt uit de wetsgeschiedenis af dat verwijtbaarheid ook ontbreekt indien de jongere partner niet in staat is om de taal op het vereiste niveau machtig te worden, zelfs als hij wel de gevraagde inspanningen zou leveren. Hierbij kunnen de volgende omstandigheden een rol spelen:

  • dyslexie;
  • analfabetisme;
  • leerproblemen;
  • cognitieve problemen;
  • gezondheidsredenen en/of medische gronden;
  • audio- en/of visuele beperkingen.

De SVB legt geen maatregel op als de Dienst Uitvoering Onderwijs een boete heeft opgelegd omdat de jongere partner niet aan de resultaatverplichting van de Wet inburgering voldoet.

Grondslag

artikel 18b, artikel 47c, tweede lid Participatiewet

Besluit beleidsregels SVB 2016

Naar boven