Onderwerp: Bezoek-historie

Ingangsdatum bij aanvraag AIO-aanvulling (SB1307)
Geldigheid:21-02-2019 t/m 25-09-2019Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 47a, eerste lid Participatiewet ontstaat het recht op een AIO-aanvulling op de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. De SVB kent een AIO-aanvulling toe vanaf de dag waarop het recht hierop is ontstaan, maar niet eerder dan de dag waarop de aanvrager zich heeft gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen. Van een melding is sprake als naam, adres en woonplaats bij de SVB zijn geregistreerd en de aanvrager in staat is gesteld zijn aanvraag in te dienen bij de SVB.

De aanvrager moet zijn aanvraag zo spoedig mogelijk indienen bij de SVB. De SVB hanteert als regel dat een aanvraag zo spoedig mogelijk is ingediend, als de aanvrager een ondertekend aanvraagformulier indient binnen twee weken nadat hij zich voor het eerst bij de SVB heeft gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen. Voldoet een aanvrager hier niet aan en valt hem dit te verwijten, dan kent de SVB de AIO-aanvulling toe vanaf de dag dat de schriftelijke aanvraag is ingediend.

Op grond van jurisprudentie kan de SVB de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht toekennen indien sprake is van bijzondere omstandigheden. De SVB leidt uit jurisprudentie af dat hiervan in ieder geval sprake is als:

  • de aanvrager door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen;
  • de te late aanvraag een aantoonbaar gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door het daartoe bevoegde bestuursorgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen (zie CRvB 14 juni 1960).

 

De SVB baseert dit op de volgende - niet limitatief opgesomde - voorbeelden uit de jurisprudentie:

  • De aanvrager die een aanvraag indient is door de gemeente op onjuiste wijze of onvoldoende voorgelicht (CRvB 22 april 2008 en Rechtbank Amsterdam 9 juli 2008).
  • De aanvrager was absoluut en voortdurend buiten staat zich te melden en zelf dan wel met behulp van derden een aanvraag in te dienen (CRvB 7 februari 2006 en CRvB 6 juni 2006).
  • De aanvrager aan wie een verblijfsvergunning met terugwerkende kracht is toegekend en wiens recht op uitkering in het verleden vanwege het ontbreken van een verblijfsvergunning is afgewezen of ingetrokken. Hierbij moet de aanvrager aannemelijk maken dat hij niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan heeft kunnen voorzien over de periode vanaf de ingangsdatum van de verblijfsvergunning tot aan de datum waarop de aanvraag is ingediend of de melding heeft plaatsgevonden (CRvB 24 mei 2011).

 

Als sprake is van bijzondere omstandigheden verleent de SVB de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht als ten behoeve van de noodzakelijke kosten van bestaan schulden zijn aangegaan waaraan daadwerkelijk terugbetalingsverplichtingen zijn verbonden. De mate van terugwerkende kracht hangt af van de omvang van de terugbetalingsverplichting die bestaat op het moment van aanvraag. De SVB verleent zoveel terugwerkende kracht als nodig is om de vastgestelde terugbetalingsverplichting te compenseren, met een maximum van vijf jaar gerekend vanaf het moment van de aanvraag. Bij het bepalen van deze termijn is aansluiting gezocht bij de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen tot betaling van periodieke geldsommen (artikel 3:308 BW). In geval de SVB gelijktijdig met de AIO-aanvulling ook AOW-pensioen met terugwerkende kracht toekent, stelt de SVB de terugbetalingsverplichting vast op het bedrag dat resteert na aftrek van de nabetaling van het AOW-pensioen.

Uit de jurisprudentie leidt de SVB verder af dat in de volgende - niet limitatief opgesomde - situaties geen sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen:

  • De enkele omstandigheid dat aanvrager in de periode vóór de aanvraag niet beschikte over middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (CRvB 7 november 2000 en CRvB 20 augustus 2002).
  • Het feit dat een eerder verstrekte uitkering wordt teruggevorderd (CRvB 25 maart 2003).
  • Het enkele feit dat de gevraagde gegevens in een later stadium alsnog zijn verstrekt, in een geval waarin het niet verstrekken van gevraagde gegevens heeft geleid tot intrekking van de uitkering en waarin aanvrager een nieuwe aanvraag indient (CRvB 19 juli 2005).

Grondslag

artikel 11, eerste lid en artikel 47a Participatiewet

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB februari 2019

Naar boven