Onderwerp: Bezoek-historie

Vermogen (SB1304)
Geldigheid:27-05-2021 t/m Versie:vergelijk
Vergelijk versie 2 met:
Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Het recht op AIO-aanvulling is mede afhankelijk van het vermogen van de alleenstaande of het gezin. Als dit vermogen een bepaalde grens te boven gaat, bestaat geen recht op AIO-aanvulling. Op grond van artikel 34, eerste lid, onder a, Participatiewet is het vermogen bij aanvang van de AIO-aanvulling gelijk aan de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. Indien de schulden de waarde van de bezittingen overtreffen, stelt de SVB het vermogen vast op nihil. Dit volgt uit de jurisprudentie (CRvB 23 december 2008 en 14 september 2010).

De middelen die betrokkene ontvangt in de periode waarover een AIO-aanvulling is toegekend, behoren op grond van artikel 34, eerste lid, onder b, Participatiewet eveneens tot het vermogen, tenzij deze middelen inkomsten vormen als bedoeld in de artikelen 32 en 33 Participatiewet. De SVB brengt schulden die ontstaan tijdens de verlening van de AIO-aanvulling niet in mindering op het vermogen (CRvB 23 december 2008). Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 34 Participatiewet blijkt dat de SVB hetzelfde moet handelen indien betrokkene tijdens de verlening van de AIO-aanvulling zijn vermogen aanspreekt voor uitgaven.

Als de verlening van een AIO-aanvulling minder dan dertig dagen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een te lang verblijf in het buitenland, stelt de SVB het vermogen vast alsof geen onderbreking heeft plaatsgevonden. Bij een onderbreking van ten minste dertig dagen stelt de SVB het vermogen bij hervatting van de AIO-aanvulling vast alsof het een eerste aanvraag betreft (CRvB 29 april 2008).

Onder bezittingen verstaat de SVB geld en op geld waardeerbare goederen.

GELD

Voorbeelden van geld zijn: contant geld, geld op een betaalrekening, spaargeld, deposito's, aandelen, obligaties en de afkoopwaarde van een koopsom of levensverzekeringspolis.

Bij de vaststelling van het vermogen hanteert de SVB het beleid dat zij een deel van het positief saldo op een betaalrekening buiten aanmerking laat zodat betrokkene nog lopende uitgaven kan doen. De SVB laat een bedrag ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm vrij.

Bij overlijden keert een uitvaartverzekering in natura of in geld uit. De SVB laat de waarde in natura alsmede het in geld uitgekeerde bedrag volledig buiten aanmerking. Wanneer een uitvaartverzekering ontbreekt, laat de SVB een door betrokkene voor zijn begrafenis of crematie gereserveerd bedrag vrij indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • Het gereserveerde bedrag staat op een aparte rekening.
  • Het gestorte bedrag is niet hoger dan € 5.000,-.
  • Het bedrag is tussentijds niet opvraagbaar.

 

Op grond van artikel 31, tweede lid, onder m, Participatiewet en artikel 34, tweede lid, onder e, Participatiewet behoren vergoedingen voor immateriële schade niet tot de middelen van betrokkene, voor zover deze vergoedingen naar het oordeel van de SVB uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. De SVB hanteert het beleid om een derde deel van de schadevergoeding buiten aanmerking te laten, met een maximum van € 45.000,-.

GOEDEREN

Bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn, of die noodzakelijk zijn gelet op de omstandigheden van betrokkene en zijn gezin, merkt de SVB op grond van artikel 34, tweede lid, onder a, Participatiewet niet aan als vermogen. Te denken valt aan de inboedel van betrokkene. Bij een waarde van de inboedel groter dan € 85.000,- verricht de SVB nader onderzoek naar het bezit van goederen die - gelet op hun waarde - niet als algemeen gebruikelijk zijn aan te merken.

De SVB hanteert het beleid dat een auto met een waarde tot € 4.500,- naar zijn aard en waarde algemeen gebruikelijk is. Voor auto's met een waarde van meer dan € 4.500,- geldt een vrijlating van € 4.500,-. Beschikt betrokkene over meer dan één auto dan wordt de waarde van de tweede en volgende auto geheel als vermogen in aanmerking genomen.

Voor de vaststelling van de waarde van een auto gaat de SVB in beginsel uit van de verkoopwaarde die volgens de ANWB/BOVAG-koerslijst geldt bij verkoop tussen particulieren. De SVB wijkt alleen van de koerslijst af als uit voldoende andere gegevens blijkt dat de waarde van de auto niet overeenkomt met de waarde die daarin wordt genoemd. Als de auto vanwege zijn leeftijd niet voorkomt op de koerslijst, neemt de SVB aan dat de waarde nihil is. Dit tenzij het een oldtimer betreft.

Motoren, boten, caravans, campers en tuinhuisjes acht de SVB vanwege hun aard niet algemeen gebruikelijk. Beschikt betrokkene niet over een auto dan merkt de SVB een motor aan als noodzakelijk. In dat geval is het hierboven weergegeven beleid ten aanzien van vermogen in de vorm van een auto van overeenkomstige toepassing.

Grondslag

Artikel 31, tweede lid, onder m en artikel 34, eerste en tweede lid  Participatiewet

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB mei 2021

Naar boven