Beleidsregel
Op grond van artikel 7, zesde lid AKW bestaat recht op dubbele kinderbijslag voor bepaalde categorieën kinderen die niet tot het huishouden van de verzekerde behoren en ook niet als eigen kind, aangehuwd of pleegkind tot het huishouden van een ander behoren. Daarbij is vereist dat de verzekerde voldoet aan de onderhoudsbijdrage bedoeld in artikel 6 Besluit uitvoering kinderbijslag (zie ook SB1057 over voldoen aan de onderhoudsvoorwaarden). Het gaat om kinderen die:
- uitwonend zijn in verband met ziekte of gebreken;
- uitwonend zijn in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding.
De woorden 'in verband met' brengen tot uitdrukking dat er een causaal verband moet zijn tussen het uitwonend worden van het kind en de ziekte of gebreken, respectievelijk het volgen van het onderwijs of de beroepsopleiding. Voor de vraag of sprake is van een causaal verband hanteert de SVB het volgende beleid. De SVB beoordeelt uitsluitend na een verhuisbeweging van het kind of recht bestaat op dubbele kinderbijslag.
Voor het vaststellen van het recht op dubbele kinderbijslag heeft de SVB voorts beleid geformuleerd over de volgende onderwerpen:
- als eigen, aangehuwd of pleegkind tot het huishouden van een ander behoren;
- onderwijs of een beroepsopleiding;
- beroep van de verzekerde;
- verzekerden die wonen in een geïsoleerd gebied.
ALS EIGEN, AANGEHUWD OF PLEEGKIND TOT HET HUISHOUDEN VAN EEN ANDER BEHOREN
Er kan alleen recht bestaan op dubbele kinderbijslag voor een uitwonend kind, als het kind niet tot het huishouden van de verzekerde behoort en ook niet als eigen kind, aangehuwd of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort. Zie voor het beleid over deze begrippen SB1009 over eigen kinderen/adoptie/erkenning, SB1011 over aangehuwde kinderen en SB1010 over pleegkinderen/pleegouderlijke zorg.
Bij de beoordeling tot welk huishouden een kind behoort, hanteert de SVB het beleid dat staat in SB1014 over tot het huishouden behoren. Daarnaast hanteert de SVB uitsluitend voor de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag het volgende beleid. De SVB gaat ervan uit dat een kind als eigen, aangehuwd of pleegkind tot een huishouden behoort, als een ouder veelvuldig bij het uitwonende kind verblijft. De SVB neemt aan dat de ouder en het kind een huishouden vormen als:
- de ouder 46 dagen of meer in een kwartaal bij het kind verblijft. Het hoeft niet om een aaneengesloten periode van verblijf te gaan. De SVB neemt aan dat sprake is van een huishouden op de peildatum van het kwartaal waarin het verblijf bij het kind aanvangt;
- de ouder in twee opeenvolgende kwartalen gedurende een aaneengesloten periode van 46 dagen of meer bij het kind verblijft. In dit geval neemt de SVB het huishouden niet in aanmerking op de peildatum van het kwartaal waarin het verblijf bij het kind aanvangt, maar houdt zij daarmee rekening op de peildatum van het daaropvolgende kwartaal.
Bij de toepassing van dit beleid beschouwt de SVB de persoon of de personen van wie het kind een eigen, aangehuwd, of pleegkind is als ouder. Als ouders die een huishouden vormen afwisselend bij het kind verblijven, telt de SVB de periodes van verblijf samen voor zover deze niet met elkaar overlappen. Van een verblijf bij het kind is alleen sprake als de ouder de voor de nachtrust bestemde tijd bij het kind doorbrengt. De SVB gaat uit van een termijn van 46 dagen, omdat dit gemiddeld genomen de helft van het aantal dagen in een kwartaal is.
ONDERWIJS OF EEN BEROEPSOPLEIDING
Er kan recht bestaan op dubbele kinderbijslag als de verzekerde aantoont dat het kind uitwonend is, omdat het een opleiding volgt die is aangewezen in bijlagen bij de Regeling dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen.
Deze bijlagen hebben betrekking op beroepsopleidingen en scholen in Nederland. Voor kinderen die in het buitenland wonen, hanteert de SVB het volgende beleid. De verzekerde moet aannemelijk maken dat het kind uitwonend is, omdat het een beroepsopleiding of school voor voortgezet onderwijs bezoekt die vergelijkbaar is met de opleidingen en scholen die worden genoemd in een van de bijlagen bij de Regeling dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen. Als het kind een school bezoekt die vergelijkbaar is met de scholen die worden genoemd in Bijlage B of D, moet de verzekerde tevens aannemelijk maken dat het kind is aangemerkt als topsporter op tenminste toptalentniveau of als toptalent op het gebied van dans en muziek.
Naast de inhoud van het onderwijs is de afstand tot de dichtstbijzijnde beroepsopleiding of school van belang voor het recht op dubbele kinderbijslag. De locatie van de beroepsopleiding of school moet zich op minimaal 25 kilometer afstand bevinden van het woonadres van de verzekerde of het woonadres van de ander tot wiens huishouden het kind laatstelijk behoorde. Met uitzondering van de situaties genoemd in artikel 7, tiende lid AKW geldt bovendien als voorwaarde dat er geen vergelijkbare school of opleiding mag zijn binnen de afstand van 25 kilometer. De SVB leidt uit de wetsgeschiedenis af dat geen sprake is van een vergelijkbare school of opleiding als deze dichterbij is maar geen vooropleiding biedt voor de gewenste dansopleiding, of niet voorziet in een opleiding voor de specifieke sport die het kind uitoefent.
Voor het bepalen van de afstand van minimaal 25 kilometer hanteert de SVB het volgende beleid. De SVB berekent de afstand met behulp van www.routenet.nl. Daarbij gaat de SVB uit van de kortst mogelijke route. Als de verzekerde aantoont dat de kortst mogelijke route minimaal 25 kilometer bedraagt bij het gebruik van een andere gangbare routeplanner, dan gaat de SVB van deze afstand uit.
In geval van co-ouderschap waarbij de ene ouder op een afstand van meer dan 25 kilometer woont en de ander op een afstand van minder dan 25 kilometer, gaat de SVB voor de afstand uit van de langste afstand. (Zie voor het beleid over co-ouderschap SB1096 over kinderbijslagbetaling bij echtscheiding en co-ouderschap).
De afstandseis geldt niet als het kind een opleiding volgt die is aangewezen in Bijlage C van de Regeling dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen en verplicht is gedurende het schooljaar meer dan drie nachten per kalenderweek op een aan de school gelieerde locatie te overnachten. Dit volgt uit artikel 7, zesde lid, onder b, onderdeel 5 AKW.
BEROEP VAN DE VERZEKERDE
Als een gezin een trekkend of varend bestaan leidt vanwege het beroep van de verzekerde of zijn partner kan een kind uit een dergelijk gezin om studieredenen uitwonend zijn. In dat geval kan recht op dubbele kinderbijslag bestaan. Uit artikel 7, zesde lid, onderdeel b AKW juncto artikel 15, eerste lid Besluit uitvoering kinderbijslag volgt dat dit uitsluitend geldt voor personen met het beroep van binnenschipper, kermisexploitant of circusartiest en de persoon die hiermee is gelijkgesteld op basis van artikel 1, tweede lid Subsidieregeling opvang kinderen met een trekkend/varend bestaan.
Ten aanzien van verzekerden die in het buitenland het beroep van binnenschipper, kermisexploitant of circusartiest uitoefenen, hanteert de SVB het volgende beleid. Deze verzekerden kunnen in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag als zij aannemelijk maken dat zij met hun gezin een varend of trekkend bestaan leiden en het kind uitwonend is in verband met studie.
VERZEKERDEN DIE WONEN IN GEÏSOLEERD GEBIED
Verzekerden die wonen in een geïsoleerd gebied kunnen voor hun uitwonende onderwijs volgende kinderen in aanmerking komen voor dubbele kinderbijslag. Artikel 7, zesde lid, onderdeel b AKW juncto artikel 15, tweede lid van het Besluit uitvoering kinderbijslag regelen dat het gaat om Ameland, Vlieland, Terschelling of Schiermonnikoog.
Voor de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Zwitserland en verdragslanden geldt eveneens dat recht kan bestaan op dubbele kinderbijslag als de verzekerde of de ander van wiens huishouden het kind laatstelijk deel uitmaakte, woont in een geïsoleerd gebied. De SVB neemt aan dat hiervan sprake is als de school- en reistijd van het kind meer dan 12 uur per dag in beslag neemt of als dagelijks reizen naar school onmogelijk is. Het gaat daarbij om een reis op basis van openbaar vervoer inclusief voor- en natransport of om eigen vervoer.