Beleidsregel
De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden
verweten wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn
verplichting had moeten nakomen. Hierbij hanteert de SVB de volgende
stelregels.
Geen verminderde verwijtbaarheid
- De SVB pleegt bij de toekenning van een uitkering aan de
gerechtigde mee te delen welke feiten en omstandigheden hij spontaan aan de SVB moet melden.
De SVB gaat er dan ook, tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen, steeds van
uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en
omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering.
- Van een
uitkeringsgerechtigde die de inhoud van correspondentie van de SVB niet begrijpt -
bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst -, kan worden verwacht dat
hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.
- Van een
uitkeringsgerechtigde kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te geraken
van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering
(bijvoorbeeld omstandigheden van een uitwonend kind). Het enkele feit dat die ander de
uitkeringsgerechtigde niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft
gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan
de uitkeringsgerechtigde kan worden verweten.
- Van een
uitkeringsgerechtigde die langere tijd niet in staat zal zijn zijn belangen te behartigen
kan worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt. Deze ander dient
relevante omstandigheden te melden aan de SVB. Laat hij dit na, dan is er geen sprake van
verminderde verwijtbaarheid.
Verlaging van de boete wegens
verminderde verwijtbaarheid
In geval van verminderde verwijtbaarheid
verlaagt de SVB het basis boetebedrag met 50%.
De SVB acht verminderde
verwijtbaarheid aanwezig:
- als de belanghebbende ten tijde dat
hij aan zijn mededelingsverplichting diende te voldoen verkeerde in onvoorziene en
ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren, en die hem
weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn mededelingsverplichting
te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te
rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan de SVB is verstrekt. Te denken valt
aan onvoorzien ontslag of het weglopen van een kind.
- als betrokkene
onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet binnen
vier weken meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat de
SVB de overtreding constateert. Meldt de betrokkene de wijziging van omstandigheden in het
kader van een controle van de SVB, dan is geen sprake van verminderde
verwijtbaarheid.
- als er sprake is van een samenstel van omstandigheden
die elk op zichzelf niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het
oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Afzien
van een boete wegens ontbreken van verwijtbaarheid
Ontbreekt iedere vorm
van verwijtbaarheid, dan wordt op grond van artikel 17c, tweede lid, AOW, artikel 39, tweede
lid, Anw en artikel 17a, tweede lid, AKW afgezien van het opleggen van een boete of het
geven van een schriftelijke waarschuwing.
De SVB gaat ervan uit dat het
niet nakomen van zijn verplichting niet aan de belanghebbende kan worden
verweten:
- als de belanghebbende ten tijde dat hij aan zijn
mededelingsverplichting diende te voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste
omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende
feitelijk onmogelijk maakten aan zijn mededelingsverplichting te voldoen. Te denken valt aan
een plotselinge ziekenhuisopname;
- als de mededelingsplichtige binnen
vier weken nadat een te melden omstandigheid zich heeft voorgedaan, bericht van de SVB heeft
ontvangen waaruit hij kon afleiden dat de SVB al van de wijziging op de hoogte was.
Betrokkene kon er dan reeds binnen de meldingstermijn in redelijkheid van uitgaan dat het
niet meer nodig was de SVB op de hoogte te stellen. Aan betrokkene kan dan niet worden
verweten dat hij de SVB niet heeft geïnformeerd.
Verlaging
van de boete wegens de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert
De
hoogte van de boete moet ten slotte worden afgestemd op de omstandigheden waarin de
belanghebbende verkeert. De SVB slaat hierbij acht op bijzondere financiële of sociale
omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op het moment dat de boete wordt opgelegd.
De boete, die met inachtneming van bovenstaande regels is vastgesteld,
wordt in ieder geval verlaagd, indien de belanghebbende voldoende aannemelijk maakt, dat,
gelet op de financiële omstandigheden waarin hij verkeert, de boete niet binnen twaalf
maanden na oplegging kan zijn voldaan, rekening houdend met de voor de belanghebbende
geldende beslagvrije voet. De boete wordt dan vastgesteld op het bedrag dat de
belanghebbende met inachtneming van de beslagvrije voet binnen twaalf maanden kan
betalen.
In afwijking van het voorgaande bedraagt de termijn achttien
maanden in geval van verhoging van het basis boetebedrag wegens recidive of wegens de ernst
van de overtreding.