Beleidsregel
Artikel 17, vierde lid AOW, artikel 16, tweede lid
Anw en artikel 19, tweede lid Anw bepalen dat een verlaging of beëindiging van de uitkering
die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden, ingaat op de eerste dag van de
maand volgende op die waarin de wijziging van de omstandigheden heeft plaatsgevonden.
Artikel 16, tweede lid OBR verklaart artikel 17, tweede tot en met het zevende lid AOW en de
daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing. Om die reden geldt het
hiernavolgende het beleid in het kader van de AOW eveneens voor de OBR.
Indien de beëindiging van een nabestaandenuitkering uitsluitend het gevolg is van
de toegenomen arbeidsgeschiktheid van de nabestaande wijkt de SVB af van het bepaalde in
artikel 16, tweede lid Anw (zie hiervoor SB1287 over beëindiging nabestaandenuitkering
wegens toegenomen arbeidsgeschiktheid).In geval van wijziging van het inkomen herziet de SVB
de uitkering evenwel met ingang van de eerste dag van de maand waarin die wijziging zich
voordoet, ongeacht of de uitkering moet worden verhoogd of verlaagd. Dit is bepaald in
artikel 1a van de Regeling nadere regels inzake intrekking en herziening van het
ouderdomspensioen en in artikel 19, eerste lid Anw.
Uit artikel 12,
eerste tot en met derde lid van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet en artikel 17 van het
Besluit voorzieningen Remigratiewet volgt dat de verlaging of intrekking van voorzieningen
ingevolge de Remigratiewet als regel ingaat op de eerste dag van de maand volgende op die
waarin de wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden. De AKW en de TOG kennen geen
expliciete bepalingen inzake de herziening van kinderbijslag of tegemoetkoming wegens
wijziging van de omstandigheden. Ondanks dat feit wordt de SVB geacht ook tot verlaging van
reeds vastgestelde kinderbijslagrechten of tegemoetkoming over te gaan indien zich een
wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan die hiertoe noopt. De herziening geldt in
dat geval met ingang van het kwartaal waarin op de peildatum de gewijzigde omstandigheden
van kracht waren.
In zeer uitzonderlijke situaties kan het voorkomen
dat het rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel zich verzet tegen een herziening of
intrekking met ingang van de maand of het kwartaal na die waarin de wijziging plaatsvond. In
dergelijke situaties kan de SVB - afhankelijk van de omstandigheden van het geval - geheel
van herziening of intrekking afzien, of een afbouwregeling toepassen.
Indien de SVB een afbouwregeling toepast, verlaagt zij de uitkering stapsgewijs
gedurende maximaal een jaar. Van een afbouwregeling kan uitsluitend sprake zijn als ten
minste wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de SVB heeft onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt, dan
wel nagelaten noodzakelijke inlichtingen te verstrekken, waardoor betrokkene intrekking of
verlaging van de uitkering niet behoefde te verwachten;
- betrokkene
was niet op andere wijze op de hoogte van de noodzaak tot intrekking of verlaging van de
uitkering, terwijl deze hem ook niet redelijkerwijs duidelijk behoefde te
zijn;
- door herziening of intrekking vindt een ingrijpend verlies
aan inkomen plaats.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.
artikel 17, vierde lid AOW en artikel 17, zesde lid AOW jo. Regeling nadere regels
inzake intrekking en herziening van het ouderdomspensioen, artikel 16, tweede lid Anw en
artikel 19, tweede lid Anw, artikel 16, tweede lid OBR, artikel 12, leden 1, 2 en 3
Uitvoeringsbesluit Remigratiewet en artikel 17 Besluit voorzieningen Remigratiewet
Besluit beleidsregels SVB 2013