Beleidsregel
Het recht op ouderdomspensioen krachtens de AOW gaat in
op de dag waarop aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen is voldaan (artikel
16, eerste lid AOW). Het recht op een uitkering krachtens de Anw gaat in op de eerste dag
van de maand, waarin aan de voorwaarden voor het recht op uitkering is voldaan, (artikel 26,
vierde lid Anw) dan wel op de eerste dag van de maand van het overlijden van verzekerde
(artikel 14, tweede lid Anw).Voor de vaststelling van de concrete inhoud van een recht is de
situatie op de dag waarop de aanspraakgevende gebeurtenis zich voordoet, beslissend en niet
die op de eerste dag van de maand (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 14
september 1976).
Ingevolge de artikelen 16, tweede lid AOW en 33, vierde
lid Anw wordt het recht op de desbetreffende uitkering niet vastgesteld over perioden
gelegen voor één jaar voorafgaand aan de dag van ontvangst van de aanvraag. Op grond van
artikel 14, derde lid van de AKW kan het recht op kinderbijslag eveneens niet worden
vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het
kalenderkwartaal waarin de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Ingevolge de
Remigratiewet vindt toekenning van een uitkering in beginsel plaats zonder terugwerkende
kracht.
De SVB kan van de hiervoor weergegeven hoofdregels in bijzondere
gevallen afwijken (zie SB1070 over terugwerkende kracht van meer dan een jaar).
Indien de aanvrager aan de voorwaarden voor het recht op een AOW-pensioen,
Anw-uitkering, of kinderbijslag voldoet en de aanvraag één jaar of meer na de maand
respectievelijk het kwartaal waarin aan de voorwaarden voor het recht op uitkering wordt
voldaan, is ingediend, wordt altijd een terugwerkende kracht van minimaal één jaar verleend.
Bij een postume aanvraag om AOW-pensioen of Anw-uitkering is de
terugwerkende kracht beperkt tot maximaal één jaar vanaf de eerste dag van de maand van
aanvraag. Een verdergaande terugwerkende kracht is in deze gevallen niet aan de orde, omdat
er geen hardheid aanwezig kan zijn bij degene die een postume aanvraag indient. De
beoordeling van hardheid is strikt gebonden aan de omstandigheden van de gerechtigde zelf
(zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 21 februari 2008).
Het
komt voor dat een uitkering is toegekend en de gerechtigde daarna deze uitkering niet wenst
te ontvangen. De SVB stopt in die gevallen de betaling van de uitkering. Als de gerechtigde
later alsnog verzoekt om betaling van de uitkering dan acht de SVB de voorschriften
betreffende de ingangsdatum van de uitkering niet van toepassing. De reden hiervoor is dat
er geen wettelijke basis is om het recht op uitkering op aanvraag in te trekken zodat de SVB
op verzoek van een gerechtigde uitsluitend de betaling van een uitkering kan staken. De SVB
geeft daarom bij een verzoek om hervatting van de uitkering toepassing aan het beleid
betreffende de invordering van de uitkering (zie SB1089 over invordering van de
uitkering).
Grondslag
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.
artikel 16 AOW, artikel 14, leden 2 en 3, artikel 26, vierde lid en artikel 33, vierde
lid Anw en artikel 14, derde lid AKW, artikel 14, leden 1, 2 en 3 Besluit voorzieningen
Remigratiewet
Besluit beleidsregels SVB 2014