Beleidsregel
In artikel 2b Remigratiewet staan voorwaarden waaraan een remigrant moet voldoen om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening. Bij de toepassing van deze bepaling hanteert de SVB het volgende beleid.
Artikel 2b, eerste lid, onderdeel d Remigratiewet bepaalt dat de remigrant zijn schulden aan het Rijk moet hebben voldaan, of een afbetalingsregeling moet hebben getroffen ten behoeve van deze schulden. Als een rijksorgaan een schuld schriftelijk buiten invordering stelt, dan beschouwt de SVB dit als een afbetalingsregeling ten behoeve van een schuld aan het Rijk.
Uit artikel 2b, eerste lid, onderdeel f, artikel 2b, tweede lid en artikel 6a Remigratiewet volgt dat een remigrant of zijn partner geen recht hebben op remigratievoorzieningen als de remigrant of zijn partner zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. In SB1276 over voortvluchtigen is uitgewerkt wat de SVB verstaat onder onttrekken als bedoeld in artikel 8c AOW en de artikelen 32e en 32f Anw. De SVB past dit beleid overeenkomstig toe in het kader van de Remigratiewet.
De SVB verstaat onder een schriftelijk bewijs als bedoeld in artikel 2b, eerste lid, onderdeel g Remigratiewet een door de bevoegde autoriteiten van het bestemmingsland afgegeven document waaruit blijkt dat het de remigrant en zijn mee-remigrerende partner en kinderen is toegestaan gedurende ten minste een jaar na het vertrek uit Nederland onafgebroken in het bestemmingsland te verblijven.
Van remigratie door beide echtgenoten als bedoeld in artikel 2b,derde lid is naar het oordeel van de SVB sprake als beide echtgenoten binnen de termijn van zes maanden na dagtekening van de toekenningsbeschikking als bedoeld in artikel 4, vijfde lid Remigratiewet, dan wel in geval van verlenging van die termijn binnen uiterlijk twaalf maanden na dagtekening van die beschikking zijn geremigreerd (zie SB1081 over bijzonderheden met betrekking tot de Remigratiewet).