Onderwerp: Bezoek-historie

Export van uitkeringen (SB1058)
Geldigheid:18-06-2020 t/m 26-05-2021Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van de artikelen 8a en 9a AOW, de artikelen 32a en 32b Anw en artikel 7b AKW vindt export van uitkeringen naar het buitenland niet of beperkt plaats. Op grond van artikel 7, tweede lid OBR bestaat ook geen recht op overbruggingsuitkering als de rechthebbende niet in Nederland woont. In dit artikel zijn het tweede, derde en vijfde lid van artikel 8a AOW van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarom geldt het beleid over de export van uitkeringen in het kader van de AOW ook voor de OBR.

Hoofdregel voor de AOW, Anw en OBR is dat een gedeeltelijk (AOW) of geen (Anw en OBR) recht op uitkering bestaat als de betrokkene niet in Nederland woont. Voor de AKW geldt als hoofdregel dat geen recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont. Het begrip wonen in de hiervoor genoemde bepalingen wijkt niet af van het begrip wonen bij de beoordeling van ingezetenschap. De beleidsregels in SB1022 over ingezetene/wonen zijn daarom van overeenkomstige toepassing.

Bijzonderheden voor de AOW en Anw

De AOW, Anw en het Besluit regels export uitkeringen bevatten uitzonderingen op de hoofdregel dat er een gedeeltelijk of geen recht op uitkering bestaat als de betrokkene niet in Nederland woont. Een van de uitzonderingen doet zich voor als de betrokkene woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op een uitkering kan bestaan. Een andere uitzondering geldt voor betrokkenen die een beroep kunnen doen op het overgangsrecht van de artikelen 62 AOW, 62a AOW, 68 Anw of 68a Anw. Met betrekking tot deze uitzonderingen voert de SVB het volgende beleid.

Betrokkenen die wonen in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op uitkering kan bestaan

Als een betrokkene woont in een land waarnaar export van een uitkering mogelijk is op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, bestaat ook recht op die uitkering als de betrokkene zelf geen rechten kan ontlenen aan het verdrag of het besluit (bijvoorbeeld omdat hij niet onder de personele werkingssfeer van het verdrag of besluit valt). Het is wel noodzakelijk dat de uitkering onder de materiële werkingssfeer van het verdrag of besluit valt. Dit leidt de SVB af uit de tekst en de parlementaire geschiedenis van de artikelen 8a en 9a AOW en 32a en 32b Anw.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt de landen bekend waarin recht op een uitkering kan bestaan op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie. De SVB gaat ervan uit dat deze bekendmaking slechts declaratoire werking heeft. Dit betekent dat een betrokkene die woont in een land waarin recht op uitkering kan bestaan op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, ook recht heeft op deze uitkering als het land niet voorkomt op de lijst van landen die door de minister is bekendgemaakt.

Betrokkenen op wie het overgangsrecht van de artikelen 62 en 62a AOW, of de artikelen 68 en 68a Anw van toepassing is

De artikelen 62 AOW en 68 Anw bevatten overgangsrecht voor bepaalde betrokkenen die op 31 december 1999 niet in een verdragsland woonden en recht hadden op een AOW-pensioen of Anw-uitkering. Daarnaast bevatten de artikelen 62a, eerste lid AOW en 68a, eerste lid Anw overgangsrecht voor betrokkenen die in een verdragsland wonen en die hun recht op uitkering (gedeeltelijk) zouden verliezen, als gevolg van buitenwerkingtreding van het verdrag door opzegging, beëindiging van de voorlopige toepassing of een daarmee gelijk te stellen situatie. 

Het overgangsrecht is van toepassing zolang de betrokkene blijft wonen in hetzelfde land en blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht op AOW-pensioen of Anw-uitkering. De SVB legt de zinsnede "blijft voldoen aan de voorwaarden voor het recht" zo uit, dat moet zijn voldaan aan de materiële voorwaarden voor het recht als bedoeld in Hoofdstuk III, paragraaf 1, AOW respectievelijk Hoofdstuk 3, afdeling 1, Anw. Geen vereiste is dat het recht op uitkering op aanvraag is vastgesteld. De SVB baseert deze uitleg mede op het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2011 waarin een soortgelijk overgangsrecht aan de orde was.

Bijzonderheden voor de AKW

Hoofdregel van artikel 7b AKW is dat er geen recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont. Op grond van de AKW, het Besluit regels export uitkeringen en op grond van verdragsbepalingen gelden er uitzonderingen op deze hoofdregel. Een van de uitzonderingen is dat wel recht op kinderbijslag bestaat als het kind niet in Nederland woont, maar er een verdrag van toepassing is dat in de weg staat aan toepassing van artikel 7b AKW. Met betrekking tot deze uitzondering voert de SVB het volgende beleid.

Verdragen die in de weg staan aan toepassing van artikel 7b AKW

Toepassing van artikel 7b AKW is in strijd met de verdragen met: Australië, Bosnië-Herzegovina, Canada, Indonesië, Israël, Kosovo (tot 1 januari 2020), Marokko, Montenegro, Nieuw-Zeeland, Quebec, Servië, Suriname, Tunesië, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. Op grond van deze verdragen mag het recht op kinderbijslag niet worden beëindigd of verminderd vanwege het feit dat het kind woont op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij. Daarvoor is wel noodzakelijk dat de betrokkene onder de personele werkingssfeer van het verdrag valt.

Verder blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 14 februari 2019 dat toepassing van artikel 7b AKW soms in strijd is met artikel 33, eerste lid van het verdrag met Turkije. Hiervan is sprake als:

  • het kind in Turkije woont;
  • de betrokkene uitsluitend de Turkse nationaliteit heeft; en
  • de betrokkene werkzaamheden in loondienst verricht in Nederland, of een uitkering op grond van de WW of ZW ontvangt.
     

​Als aan deze voorwaarden is voldaan, dan past de SVB artikel 7b AKW niet toe.

Wijziging, opzegging of beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag dat aan de toepassing van artikel 7b AKW in de weg staat

Artikel 41b AKW bevat overgangsrecht voor betrokkenen van wie het recht op kinderbijslag eindigt door wijziging, opzegging, beëindiging van de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie. Dit artikel is niet van toepassing als het verdrag voorziet in een overgangsregeling die specifiek bedoeld is voor de beëindiging van de export van kinderbijslag. Daarnaast past de SVB artikel 41b AKW niet toe als het verdrag een algemene overgangsbepaling bevat die bepaalt dat een recht op uitkering dat is verkregen op grond van het verdrag niet mag worden beëindigd in geval van opzegging van dat verdrag. De SVB geeft hiermee toepassing aan de uitspraak van de CRvB van 12 december 2014. Uit deze uitspraak blijkt dat de kinderbijslag een duuruitkering is die kan zijn 'verkregen' op grond van een verdrag. Uit de uitspraak van de CRvB van 29 juli 2011 volgt dat rechten die worden ontnomen als gevolg van de wijziging van een verdrag ook vallen onder de bescherming van een verdragsbepaling als hiervoor is bedoeld.

 

 

Grondslag

artikel 8a, artikel 9a, artikel 62, artikel 62a AOW, artikel 32a, artikel 32b, artikel 68, artikel 68a Anw,

artikel 7b, artikel 41b AKW, artikel 7, tweede lid OBR

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB juni 2020

Naar boven