Beleidsregel
In artikel 15, eerste lid, onder b, en de artikelen 23 en 27,
eerste lid, onder a Anw is geregeld dat als de verzekerde binnen een jaar na aanvang van de
verzekering is overleden, de nabestaande of wees geen recht heeft op uitkering, indien de
gezondheidstoestand van de verzekerde dit overlijden ten tijde van de aanvang van de
verzekering redelijkerwijs moest doen verwachten. In artikel 15, eerste lid, onder a Anw is
voorts geregeld dat eveneens geen recht op nabestaandenuitkering bestaat indien de
echtgenoot van de nabestaande is overleden binnen een jaar na de huwelijkssluiting en dit
overlijden redelijkerwijs was te verwachten. Uit de jurisprudentie blijkt dat deze
bepalingen aldus moeten worden verstaan dat doorslaggevend is of deze verwachting bij de
aanvang van de verzekering of ten tijde van de huwelijkssluiting redelijkerwijs aanwezig
moet zijn geweest bij de verzekerde en/of de nabestaande. Voor toepassing van deze
uitsluitingsgrond is derhalve geen plaats als het overlijden slechts voor medici
redelijkerwijs te voorzien is geweest. Als sprake is van een onderbroken verzekering, moet
als datum van aanvang van de verzekering steeds worden uitgegaan van de dag waarop de
laatste verzekeringsperiode voorafgaande aan het overlijden begon.
De SVB
neemt in ieder geval aan dat bij de verzekerde, zijn echtgenote of beiden de verwachting
aanwezig is geweest dat het overlijden binnen één jaar zou plaatsvinden, indien het
overlijden op medische gronden redelijkerwijs binnen één jaar te verwachten was én deze
verwachting door een arts aan een van beiden is medegedeeld. Bij de beoordeling of het
overlijden op medische gronden redelijkerwijs binnen één jaar te verwachten was laat de SVB
zich adviseren door CliëntFirst. Het advies bevat informatie over de levensverwachting, de
behandelende artsen en hun conclusies, en welke mededelingen zij daarover hebben gedaan aan
de patiënt.
De SVB hanteert de lijn dat met de datum van
huwelijkssluiting de datum van aanvang van het voeren van een gezamenlijke huishouding wordt
gelijkgesteld. Indien derhalve de nabestaande en de overledene met wie hij gehuwd was, voor
het huwelijk reeds een gezamenlijke huishouding voerden, wordt het moment van aanvang van
het samenwonen als het moment van huwelijkssluiting aangemerkt.
Artikel
15, lid 4, Anw bepaalt dat de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 15, lid 1, sub a en
b, niet van toepassing zijn indien de nabestaande recht op nabestaandenuitkering zou hebben
gehad als hij niet opnieuw was gehuwd. Op grond van de Memorie van Toelichting bij het
vierde lid van artikel 15 Anw legt de SVB deze bepaling aldus uit dat ondanks het bestaan
van bedoelde uitsluitingsgronden niet een nieuw recht ontstaat dat is gebaseerd op het
laatste overlijden, maar dat het recht dat de nabestaande had op het moment dat hij opnieuw
in het huwelijk trad, herleeft.
Voor de toepassing van artikel 15, eerste
lid, onder b Vo. 1408/71 moeten tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de wettelijke
regeling van een lidstaat van de EU worden opgeteld bij de periode van verzekering in
Nederland als waren die tijdvakken in Nederland vervuld (zie Deel II, §
1.3.1.1).
Grondslag
Deze Beleidsregels zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen, zoals die luidden op 4 april 2007.
artikel 15, lid 1, onder a en b, artikel 23, lid 1, onder a, artikel 27, lid 1, onder a
Anw
Besluit beleidsregels SVB 2007