Onderwerp: Bezoek-historie

Overgangsvoordelen AOW (SB1051)
Geldigheid:27-05-2021 t/m 29-11-2023Versie:vergelijk Vergelijk met versie: 2: 15-06-2008 t/m 11-07-2009  X

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Aangezien deDe AOW is op 1 januari 1957 in werking is getreden, zougetreden. Zonder nadere regeling had niemand voor het jaar 2007 niemand aanspraak kunnen maken op een volledig pensioen. Om deze situatie op te lossen, is in de artikelen 55 en 56 AOW een overgangsregeling getroffen, volgens welke de jaren. Deze houdt in dat tijdvakken tussen de 15e verjaardag van de verzekerde en 1 januari 1957 worden gelijkgesteld met verzekerde jaren uit hoofdeop grond van de AOW. De gelijkgestelde tijdvakken worden gelijkgesteld, mits de verzekerde na zijn 59ste zes jaren in Nederland heeft gewoond, hij in Nederland blijft wonen en Nederlander is'overgangsvoordelen' genoemd.

Om recht te hebben op de overgangsvoordelen moet de verzekerde voldoen aan de volgende voorwaarden uit de artikelen 55 en 56 AOW:

  • na zijn 59ste verjaardag zes jaren in Nederland hebben gewoond,
  • in Nederland wonen en
  • Nederlander zijn.

Op
basis van artikel 57 AOW zijn twee Koninklijke Besluiten tot stand gekomen op grond waarvan de in artikel 56 AOW gesteldeDeze nationaliteits- en wooneisen onder bepaalde voorwaarden terzijde kunnen opzij worden gesteld. Het betreft hiergezet als is voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit gelijkstelling niet-Nederlanders met Nederlanders (KB 605) enrespectievelijk het Besluit gelijkstelling van wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk (KB 632).

De in de artikelen 55 en 56 AOW opgenomen wooneisen ter verkrijging van het recht op de nationale overgangsvoordelen kunnen niet met een beroep op artikel 10 van Vo7 Verordening (EG) nr. 1408883/712004 terzijde worden gesteld. Dit blijkt uit het arrest van het HvJ EG van 2 mei 1990 (Winter-Lutzins).

De nationaliteitseis van artikel 56 AOW en de nationaliteitseisen in de op artikel 57 AOW gebaseerde Koninklijke Besluiten kunnen opzij worden gezet uit hoofde vandoor de in internationale regelingen opgenomen discriminatieverboden naar nationaliteit. In verband met ontwikkelingen inOp grond van de rechtspraak van het HvJ EGHof van Justitie EU is dit gegeven mede van belang geworden voor gezinsleden en nabestaanden van personen die vallen onder de werkingssfeer van VoVerordening (EG) nr. 1408883/712004 en de overeenkomsten die tussen de EG en enkele derde landen zijn afgesloten (zie hiervoor tevens Deel II, GezinsledenSB2123 over personele werkingssfeer en nabestaanden, SB2123 en ReikwijdteSB2166 over de reikwijdte van de non-discriminatiebepalingen ten aanzien van gezinsleden, SB2166).

In het bijzonder naar aanleiding van de arresten van het HvJ EG van 30 april 1996 (Cabanis) en 3 oktober 1996 (Hallouzi), heeft de SVB voor dergelijke gezinsleden en nabestaanden het volgende beleid ontwikkeld.

Gezinsleden en nagelaten betrekkingen van werknemers en zelfstandigen die onder de personele werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004 vallen

De nationale overgangsvoordelen AOW worden ook toegekend aan gezinsleden en nagelaten betrekkingen, voor zover zij voldoen aan de wooneisen van de artikelen 55 en 56 AOW. De gezinsleden en nagelaten betrekkingen aan wie de nationale overgangsvoordelen AOW zijn toegekend, kunnen deze exporteren binnen de EU. Artikel 3, onder e, van het Besluit gelijkstelling van wonen buiten Nederland met wonen in Nederland, verschaft aan Nederlanders het recht toegekende overgangsvoordelen over de gehele wereld te exporteren. De nationaliteit van het gezinslid of de nagelaten betrekking wordt voor de toepassing van deze bepaling met de Nederlandse gelijkgesteld zolang deze zich beweegt binnen de grenzen van de territoriale werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 883/2004.

Gezinsleden en nagelaten betrekkingen van Marokkaanse, Algerijnse, Tunesische en Turkse werknemers

Gezinsleden en nagelaten betrekkingen van Marokkaanse, Algerijnse, Tunesische en Turkse werknemers moeten op dezelfde wijze worden behandeld als een Nederlander. Dit geldt zolang de werknemers en hun gezinsleden of nagelaten betrekkingen in de EU wonen. Zij komen dus evenzeer, ongeacht hun nationaliteit, voor de nationale overgangsvoordelen in aanmerking voor zover zij voldoen aan de wooneisen van de artikelen 55 en 56 AOW. Tevens kunnen zij de overgangsvoordelen binnen de EU exporteren. De SVB leidt uit het arrest Hallouzi af dat de verplichting tot gelijkstelling van de nationaliteit eindigt zodra de werknemer, het gezinslid of de nagelaten betrekking zich buiten de EU vestigt. De toegekende overgangsvoordelen kunnen dus niet worden geëxporteerd buiten het grondgebied van de EU.

Grondslag

De tekst is afgesloten naar de stand van zaken op 7 april 2008, met dien verstande dat het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten dat per 1 mei 2008 in werking is getreden wel is verwerkt.

artikel 55, artikel 56 en artikel 57 AOW

Besluit beleidsregelsWijzigingsbesluit Beleidsregels SVB 2008mei 2021