Beleidsregel
In de jurisprudentie wordt als uitgangspunt gehanteerd dat
onbekendheid met de wettelijke regelingen geen bijzondere omstandigheid is, op grond waarvan
zou kunnen worden afgeweken van de regel omtrent aanmelding door middel van een aanvraag.
Ook verzuim door een werkgever of andere vertegenwoordiger vormt geen bijzondere
omstandigheid.
Ten aanzien van situaties waarin ten onrechte premies
volksverzekeringen op het salaris of de uitkering zijn ingehouden over een tijdvak waarin de
betrokkene niet verplicht verzekerd was hanteert de SVB het volgende beleid. Als de
betrokkene redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren verzekerd te zijn geweest kan
een uitzondering worden gemaakt op de regel dat aanmelding voor vrijwillige verzekering
binnen één jaar moet plaatsvinden. De veronderstelling dat er sprake van verzekering was
dient dan door of namens betrokkene te worden geuit. Vrijwillige verzekering wordt
aangeboden als de betrokkene aangeeft in het vertrouwen te hebben verkeerd over de
litigieuze periode verzekerd te zijn geweest op basis van de onverplichte inhouding van
premies volksverzekering. Indien de veronderstelling wordt geuit binnen één jaar nadat de
(verplichte) premiebetaling is gestopt, kan eveneens voortzetting van de vrijwillige
verzekering worden aangeboden.
Als niet daadwerkelijk premie is betaald,
kan betrokkene zich ook niet beroepen op een veronderstelling deswege verzekerd te zijn
geweest.
Het hiervoor beschreven beleid is mede van toepassing op lokaal
aangeworven personeel werkzaam bij Nederlandse diplomatieke of consulaire posten in het
buitenland en personen werkzaam bij de Nederlandse vrijwilligersorganisatie SNV. Deze
personen zijn tot 1 januari 1998 ten onrechte verzekerd geacht door hun werkgever, het
Ministerie van Buitenlandse Zaken. In overleg met de SVB heeft het Ministerie van
Buitenlandse Zaken deze situatie met ingang van 1 januari 1998 beëindigd en de betrokken
personen hierover geïnformeerd. De SVB hanteert ten aanzien van deze personen als beleid dat
zij tot 1 januari 1998 verzekerd worden geacht, voor zover geen restitutie van de
premieheffing heeft plaatsgevonden.
Voor werknemers die gedetacheerd zijn
geweest door een van de vijf staatsuitleenbedrijven genoemd in het (tijdelijk) Akkoord
tussen Nederland en Joegoslavië van
11 maart 1987 (Trb. 1987, 187) geldt
in aanvulling op het hiervoor beschreven beleid het volgende. De door deze bedrijven
gedetacheerde werknemers zijn op grond van artikel 36 van KB 164 en de Wet verduidelijking
verzekerings- en premieplicht (Stb. 1998, 267) vanaf 1 januari 1989 niet verzekerd voor de
volksverzekeringen. Omdat vanaf 1 januari 1989 niettemin premies volksverzekeringen zijn
geheven, laat de SVB een korting op het AOW-pensioen of de toeslag achterwege voor
tijdvakken vanaf
1 januari 1989 waarover ten onrechte premies zijn
betaald. De SVB past deze regel slechts toe als geen premierestitutie heeft plaatsgevonden
en geen sprake is van verzekeringsopbouw in Kroatië of Slovenië.
Indien
aantoonbaar en doelbewust handelen of nalaten van betrokkene zelf ertoe heeft geleid dat
deze in een positie is gekomen dat ten onrechte premies volksverzekeringen werden
ingehouden, is het beleid van de SVB geen vrijwillige verzekering aan te bieden (zie ook de
uitspraak van de CRvB van 10 december 1993). Zo gaat de SVB ervan uit dat personen die niet
rechtmatig in Nederland verblijven dan wel in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen arbeid
in loondienst verrichten en om die reden niet verplicht verzekerd zijn, zich redelijkerwijs
bewust moeten zijn van de onrechtmatigheid van hun verblijf of arbeid in Nederland. Derhalve
kunnen deze personen aan onterechte inhouding van volksverzekeringspremies geen rechtens te
honoreren vertrouwen van verplichte verzekering ontlenen, op grond waarvan de SVB de
betrokkenen in weerwil van het dwingendrechtelijke voorschrift inzake de aanmeldingstermijn
tot de vrijwillige verzekering zou kunnen toelaten.