Onderwerp: Bezoek-historie

Pseudo-nabestaande (SB1020)
Geldigheid:15-01-2015 t/m 06-09-2016Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van de Anw kan een man of vrouw ook recht op nabestaandenuitkering ontlenen aan het overlijden van een verzekerde met wie hij of zij op het moment van overlijden niet langer was gehuwd. Betrokkene kan in dergelijke situaties slechts recht hebben op een nabestaandenuitkering indien hij onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden van de ex-echtgenoot krachtens rechterlijke uitspraak, een notarieel verleden overeenkomst of een mede door een advocaat ondertekende akte, recht had op alimentatie van deze ex-echtgenoot op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De SVB interpreteert artikel 4 Anw zo dat indien de juridische verplichting tot het betalen van alimentatie ten tijde van het overlijden bestond, niet van belang is of feitelijke betaling van de alimentatie plaatsvond.

De verplichting tot het verschaffen van levensonderhoud moet krachtens artikel 4 Anw tot stand zijn gekomen door tussenkomst van de rechter of een bij de echtscheiding betrokken advocaat. Deze voorwaarde wordt blijkens de wetsgeschiedenis vooral gehanteerd om te verzekeren dat de alimentatie-overeenkomst niet onder misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Aan dit uitgangspunt kan echter eveneens zijn voldaan als bij de echtscheiding gebruik is gemaakt van bepaalde vormen van alternatieve geschillenbeslechting zoals mediation. De SVB hanteert daarom het beleid dat aan de voorwaarden gesteld in artikel 4, onder b Anw wordt geacht te zijn voldaan, indien sprake is van een schriftelijke alimentatie-overeenkomst die ten tijde van de echtscheiding tot stand is gekomen in een met voldoende waarborgen omklede procedure. Een alimentatie-overeenkomst die tot stand is gekomen door bemiddeling van een bij het Nederlands Mediation Instituut geaccrediteerde bemiddelaar wordt daarom door de SVB aangemerkt als een alimentatie-overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4, onder b Anw.

Indien een alimentatieverplichting is opgelegd naar buitenlands recht, hanteert de SVB als beleid dat de buitenlandse alimentatie wordt gelijkgesteld aan een verplichting tot levensonderhoud zoals bedoeld in Boek 1 van het BW als de vereisten voor en de rechtsgevolgen van de buitenlandse rechtsfiguur overeenkomen met die van hun Nederlandse equivalent.

Voor de toepassing van artikel 4 Anw worden (voormalig) ongehuwd samenwonenden niet met gehuwden gelijkgesteld.

Artikel 4, onder c Anw stelt aan het recht op uitkering voor een pseudo-nabestaande de nadere voorwaarde dat deze slechts recht op een nabestaandenuitkering kan doen gelden indien hij recht op een nabestaandenuitkering zou hebben gehad als de ex-echtgenoot op de datum van de echtscheiding was overleden. Uit de jurisprudentie van de CRvB blijkt dat deze voorwaarde zo moet worden verstaan dat indien zich na de datum van echtscheiding een situatie voordoet die aanleiding geeft tot het intrekken van een nabestaandenuitkering, de pseudo-nabestaande nadien geen recht op uitkering kan ontlenen aan het overlijden van de ex-echtgenoot. Dit is slechts anders indien de intrekkingsgrond zou zijn gelegen in het voeren van een gezamenlijke huishouding en deze gezamenlijke huishouding binnen zes maanden na aanvang is verbroken.

De hoogte van de nabestaandenuitkering waarop een nabestaande op grond van artikel 4 Anw aanspraak kan maken, is gerelateerd aan de hoogte van de alimentatieverplichting op het moment van overlijden. Indien de alimentatie gelijk aan of hoger was dan de maximale bruto nabestaandenuitkering, bestaat in beginsel recht op de maximale bruto nabestaandenuitkering. Bij een alimentatie die lager was dan de maximale bruto nabestaandenuitkering, wordt het recht op de nabestaandenuitkering uitgedrukt in een percentage dat overeenstemt met de verhouding waarin de laatst ontvangen alimentatie tot de maximale bruto nabestaandenuitkering stond.

Met betrekking tot de duur van het recht op een nabestaandenuitkering op grond van deze bepaling heeft de SVB als beleidslijn vastgesteld dat deze wordt bepaald door de verdere voorwaarden van de Anw en dus niet samenhangt met de looptijd van de oorspronkelijke alimentatieverplichtingen.

Grondslag

De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.

artikel 4 Anw

Besluit beleidsregels SVB 2014

Wet- en regelgeving

Naar boven