Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2026/GA (einduitspraak), 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2026/GA (einduitspraak)

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 mei 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep en de tussenbeslissing van 20 december 2010, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 december 2010, gehouden in de p.i. Arnhem, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad gehoord. Bij tussenbeslissing van 20 december 2010 heeft de beroepscommissie de behandeling van het
beroep aangehouden en bepaald dat klager, diens raadsvrouw en de directeur voor een verdere behandeling van het beroep zullen worden opgeroepen.
Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2011, gehouden in de p.i. Amsterdam, is de behandeling van het onderhavige beroep voortgezet. Ter zitting zijn verschenen mr. J. Serrarens, raadsvrouw van klager, en [...], plaatsvervangend
vestigingsdirecteur van de p.i. Lelystad. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 8 februari 2011 heeft klagers raadsvrouw nog een schriftelijke toelichting gegeven op het beroep. Een afschrift daarvan is naar de directeur van de p.i. Lelystad verstuurd, teneinde deze in de gelegenheid te stellen op deze toelichting
te
reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – in het onderhavige beroep aan de orde – betreft het feit dat klager zijn complete (straf)dossier(s) niet op cel onder zijn berusting mag houden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wilde zijn herzieningszaak goed voorbereiden. Ook is klager bezig met het voorbereiden van diverse civiele procedures, waarvan één civiele procedure tegen de Staat vanwege de inbeslagname van klagers financiële middelen. Klager moet de stukken
in
de dossiers kunnen vergelijken. De dossiers bevatten in totaal vijf papieren dozen. Met betrekking tot het gestelde brandgevaar meldt klager op dat kleding ook brandbaar is. De gevolgen van een eventuele brand zijn ook groter als iemand meer kleding op
cel heeft. Bovendien rookt klager niet. In de p.i. Vught was het klager wel toegestaan zijn papieren dossiers op cel te houden. Dat gold ook in Zoetermeer waar klager verbleef na de zogenoemde Schipholbrand. De raadsvrouw heeft geen landelijke
richtlijn
gevonden over het houden van een dossier op cel in verband met de brandveiligheid.
Er is nimmer sprake geweest van enige oplossing of een aangeboden alternatief. In de p.i. Lelystad had klager steeds 30 tot 50 boeken gelijktijdig op zijn cel. Dit heeft nooit een probleem opgeleverd. Klager had de aanwezige boeken graag ‘geruild’ voor
zijn complete procesdossier. Dit heeft hij niet voorgesteld, omdat hij niet eerder wist dat hij vanwege brandgevaar zijn procesdossier niet op cel mocht houden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De gevolgen van brandgevaar zijn aanzienlijk groter met vijf dozen papier in een cel dan met één doos papier op cel. Het risico van de gevolgen van brandgevaar moeten beperkt worden. Daarom is het niet toegestaan om vijf dozen papier op cel te houden.
Het is ieder moment mogelijk dat klager een doos kan wisselen om dossierstukken te vergelijken. Het is niet bekend of hierover aan klager een aanbod is gedaan en of hij daarmee heeft ingestemd. De vergelijking met het brandgevaar van kleding gaat niet
op, omdat er een maximum op de celinventaris is opgenomen voor kleding. Roken op eigen cel is wel toegestaan. Over het aanwezig hebben van een papieren dossier in verband met de brandgevaarlijkheid van voorwerpen op cel, bestaat er geen landelijke
aanwijzing voor penitentiaire inrichtingen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat een gedetineerde in staat dient te worden gesteld om zich op de behandeling van enige gerechtelijke procedure voor te bereiden. Dit is een fundamenteel recht, waaraan evenwel uit veiligheidsoverwegingen onder
bepaalde omstandigheden beperkingen gesteld kunnen worden. De directeur dient bij de beoordeling van een verzoek om processtukken op cel te bestuderen een zorgvuldige afweging te maken tussen het veiligheidsbelang van de inrichting en het belang dat
een
gedetineerde heeft bij een adequate voorbereiding in het kader van een hem betreffende gerechtelijke procedure. Anders dan de beklagcommissie, oordeelt de beroepscommissie dat de directeur in dit geval onvoldoende rekening heeft gehouden met het belang
van klager. Hierbij is in aanmerking genomen dat het hier gaat om de (eventuele) herziening van een strafzaak waarin klager tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld. Bovendien is uitdrukkelijk weersproken dat een alternatief is aangeboden om
het volledige dossier te kunnen bestuderen. Ter zitting van 2 december 2010 heeft de directeur hieromtrent slechts verklaard dat ‘er wellicht mogelijkheden zijn om klager op de onderwijsafdeling enige keren in de gelegenheid te stellen te beschikken
over zijn volledige dossier’. Gelet op het vooroverwogene zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H de Wild, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven