Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2877/TB, 21 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2877/TB

betreft: [klager] datum: 21 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Lintz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 27 september 2010 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar de Dr Henri van der Hoevenkliniek afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is per besluit van 24 februari 2010 geplaatst in FPC 2Landen te Utrecht. Bij brief van 2 augustus 2010 heeft
klager verzocht om overplaatsing naar de Dr. Henri van der Hoevenkliniek. De Minister heeft dit verzoek bij brief van 27 september 2010 afgewezen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Zowel lichamelijk als ook op geestelijk gebied heeft klager klachten die specialistische hulp vereisen. Zo heeft klager thans een permanent eindstandig colostoma en hartklachten. Klager ondervindt
hinder
van de colostoma en kan niet rekenen op voldoende deskundige medische zorg. Het personeel van FPC 2Landen is overwegend geschoold voor geestelijke zorg. Met name bij het gebruik van de sanitaire voorzieningen hebben zich al meermalen problemen
voorgedaan, met als gevolg dat klager gedurende meerdere dagen geen gebruik heeft kunnen maken van de douche. Klager heeft hieromtrent klaagschriften ingediend bij de beklagcommissie.
Klager krijgt voorts niet de psychische begeleiding waarvoor hij in de inrichting is geplaatst. Klager is veroordeeld voor oplichting. Om hem op den duur te laten terugkeren in de maatschappij, is het van wezenlijk belang dat hij psychische hulp krijgt
die op zijn problematiek is afgestemd. Deze wordt hem thans niet geboden, omdat in FPC 2Landen slechts vier zorgprogramma’s beschikbaar zijn. Klager is ingedeeld in het zorgprogramma voor verslaafden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Uit de reactie van de inrichting blijkt dat in FPC 2Landen 24 uur per dag, 7 dagen per week een gediplomeerd verpleegkundige aanwezig is, die kennis en ervaring
heeft met het verzorgen en reinigen van de colostoma. Voorts blijkt dat klager behandeld wordt door de huisarts van FPC 2Landen en dat contact wordt onderhouden met de medisch specialisten van het Diakonessenhuis te Utrecht waar klager onder
behandeling
staat voor zijn katheder en stoma. De Staatssecretaris betwist derhalve de stelling van klager dat hij onvoldoende deskundige medische zorg krijgt.
Klager is ingedeeld in het zorgprogramma “Verslaving; deel B: Behandeling”. Dit zorgprogramma bestaat uit het analyseren van verslavingsgedrag en is gericht op een effectievere coping. Aan klager is uitgelegd dat iemand verslaafd kan zijn aan middelen,
maar ook aan gedrag. In het geval van klager is dat oplichting. Klager heeft erkend dat hij dit gedrag niet kan laten. In dit programma kan klager leren hoe anderen met hun verslaving omgaan. Voorts krijgt klager sinds juni 2010 wekelijks individuele
psychotherapie, waarin zijn oplichtersgedrag wordt geanalyseerd en waarin hij zichzelf beter leert te begrijpen aan de hand van zijn levensgeschiedenis. Klager krijgt derhalve adequate zorg die is afgestemd op zijn zorgbehoefte.
Hetgeen klager aanvoert is tevens aan de orde geweest in een kort geding dat hij tegen de inrichting heeft aangespannen. Bij vonnis van 24 november 2010 is klager in één vordering niet-ontvankelijk verklaard en zijn de overige vorderingen afgewezen.
Omdat klager niet is veroordeeld voor een misdrijf dat is gericht tegen, of gevaar veroorzaakt voor de ontastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de duur van de tbs-maatregel gelet op artikel 38e WvSr beperkt tot een periode van
maximaal vier jaar. Vanwege deze gelimiteerde tbs is een overplaatsing hoogst onwenselijk, omdat klager dan opnieuw zou moeten beginnen met zijn behandeling. In dat geval is onzeker of klager zijn behandeling kan afronden voordat de maatregel wordt
beëindigd.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verzoekt om overplaatsing omdat volgens hem de in FPC 2Landen geboden medische zorg en behandeling niet bij hem aansluiten. Op grond van de inlichtingen van het plaatsvervangend hoofd van de inrichting van 10 november 2010 is dit naar het
oordeel
van de beroepscommissie niet aannemelijk geworden. Zo is voor klagers colostoma en katheter altijd een gediplomeerd verpleegkundige in de inrichting aanwezig en wordt de inrichtingsarts door klager veelvuldig geconsulteerd. Ook is verscheidene keren
een
arts van buiten geconsulteerd.
Ook omrent de behandeling van klager komt uit voornoemde inlichtingen naar voren dat het hoofd van de inrichting zijn zorgplicht hieromtrent nakomt. Klager neemt deel aan het zorgprogramma “Verslaving; deel B: Behandeling” en krijgt wekelijks
individuele psychotherapie.

Om bovengenoemde redenen kan de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

De Bvt voorziet niet in vergoeding van kosten voor rechtsbijstand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 21 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven