Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3824/GA, 21 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3824/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. van Wijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 december 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2011, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen wegens het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs (4 gram) op klagers cel die verpakt was in kleine pakketjes.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op de cel & inventarislijst die zich bij de stukken bevindt staat inderdaad de handtekening van klager. Op die lijst staan echter niet de reinigerattributen die in een apart gedeelte van de reinigercel staan opgeslagen. Een reinigercel is groter dan
een
reguliere cel en omdat er in de inrichting geen ruimte is om de reinigerspullen op te slaan, gebeurt dat in de reinigercel. De vorige reiniger heeft alleen zijn persoonlijke spullen meegenomen toen hij wegging. Toen klager in de reinigercel zijn intrek
nam heeft hij de cel schoongemaakt, maar niet in de schoonmaakspullen gekeken. Daarom heeft hij de cel & inventarislijst getekend. Het spul zat verstopt in een afgesloten doos tussen de reinigerspullen. Desgevraagd geeft klager aan dat de op de
inventarislijst vermelde emmer zich standaard op een cel bevindt.
Klager ging goed om met het personeel dat regelmatig een sigaretje op zijn cel kwam roken. Van een personeelslid genaamd [...] hoorde klager dat er bij het personeel een vermoeden was dat de vorige reiniger aan het handelen was. De reinigercel bevindt
zich vlakbij de bewaarderwacht. Het personeel heeft goed zicht op de reinigercel. Klager had geen eigen sleutel van zijn cel en de deur werd nooit afgesloten als hij aan het werk was, behalve wanneer hij van de afdeling afging. Dat was zo de werkwijze
op de afdeling. Klager is op 7 oktober 2010 achter de deur gegaan na het einde van het dagprogramma om 17.00 uur. Rond 19.00/19.30 is hij uit zijn cel gehaald en in de isoleercel geplaatst.
Namens klager wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift. Er is onvoldoende onderzoek verricht door de directeur. Er worden twijfels geuit richting de melding van 21 februari 2011 en de conclusie dat sprake is van hasj. De beroepscommissie
moet
ex tunc toetsen en zich de vraag stellen of de directeur voldoende onderzoek heeft gedaan voorafgaand aan de oplegging van de straf. Het antwoord op die vraag is nee. Het beroep zou dan ook gegrond moeten worden verklaard. De middelen die zijn gevonden
waren niet van klager en hadden al in de cel kunnen liggen voordat hij daar kwam. De inventarislijst ziet niet op de reinigerspullen die op de cel lagen. Het is een afwijkende cel. En juist tussen de reinigerspullen zijn de bolletjes gevonden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Uit het rapport blijkt dat in klagers cel verschillende ingepakte bolletjes met daarin een op drugs gelijkende substantie zijn aangetroffen. Vervolgens is een disciplinaire straf aan klager opgelegd van tien dagen opsluiting in een strafcel. De
directeur heeft inmiddels onderzoek laten doen naar de substantie in de bolletjes. Een hiervan opgemaakt rapport is bijgevoegd. Uit het onderzoek is gebleken dat de gevonden contra bande in klagers cel hasj is. In paragraaf 2.3 van de huisregels is
geregeld dat de cel bij binnenkomst wordt gecontroleerd door een piw-er en door de gedetineerde zelf. De piw-er vult ontbrekende zaken aan en vermeldt eventuele beschadigingen en onvolkomenheden aan de cel of de inventaris op de lijst. Daarna
ondertekenen beiden de inventarislijst. Dat is in dit geval ook gebeurd. Klager is zelf verantwoordelijk voor alle zaken die zich op zijn cel bevinden. Klager was reiniger en had zijn cel zelf in de gaten kunnen houden. Ook had hij aan het dienstdoende
personeel kunnen vragen om zijn celdeur te sluiten. Voor een verdere inhoudelijke reactie op de klacht wordt verwezen naar het verweer van 19 oktober 2010.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt. In dit geval is sprake van een melding en blijkt niet dat klager verslag is aangezegd. Nu niet
aannemelijk is geworden dat aan deze belangrijke formele voorwaarde voor strafoplegging is voldaan, is het beroep reeds hierom gegrond.

De beroepscommissie constateert voorts dat klager op 7 oktober 2010 in een observatiecel is geplaatst. Op de melding van 7 oktober 2010 staat geen tijdstip vermeld maar klager heeft, onweersproken, verklaard dat hij rond 19.00/19.30 uur die avond in de
isoleercel is geplaatst.
Op grond van artikel 24, vierde lid, van de Pbw kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste 15 uren in afzondering plaatsen indien onverwijlde tenuitvoerlegging van de afzondering op de grond van artikel 23, eerste
lid onder a of b, geboden is (het zogenaamde bewaarderarrest). Nu de disciplinaire straf op 8 oktober 2010 om 13.00 uur is ingegaan, concludeert de beroepscommissie dat de maximale duur van het bewaarderarrest is overschreden. Ook om deze reden is het
beroep gegrond en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van na te noemen hoogte.

Aanvullend overweegt de beroepscommissie nog het volgende.
Gelet op de schriftelijke mededeling van de strafoplegging van 8 oktober 2010 is klager een disciplinaire straf opgelegd wegens het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs (4 gram). Vast is komen te staan dat de directeur op dat moment geen
onderzoek naar de inhoud van de op klagers cel gevonden contra bande had gedaan. Het komt de beroepscommissie wenselijk voor dat in dergelijke situaties eerst een ordemaatregel wordt opgelegd in afwachting van de resultaten van onderzoek van de
gevonden
contra bande. Een dergelijk onderzoek is, gelet op de nadere inlichtingen van de directeur, relatief snel te organiseren. Na de uitkomst van dat onderzoek kan dan strafoplegging volgen.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is in het onderhavige geval, nu destijds geen onderzoek van de contra bande heeft plaatsgevonden, sprake van onzorgvuldige besluitvorming aan de zijde van de directeur. Aan dat oordeel doet niet af dat maanden
later blijkt dat de gevonden contra bande hasj bevat.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van na te noemen hoogte.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 110,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, J.M.L. Pattijn msm en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 21 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven