Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3335/GB, 31 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3335/GB

Betreft: [klager] datum: 31 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. van Wijk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 25 februari 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis BGG te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 25 juli 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Zuid te Arnhem. Op 18 oktober 2010 is hij overgeplaatst naar de gevangenis BGG, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 21 maart 2011, met nummer 10/3824/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 13 december 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij
de locatie Zuid te Arnhem betreffende een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van tien dagen wegens het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs op klagers cel, gegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op de cel & inventarislijst die zich bij de stukken bevindt staat inderdaad de handtekening van klager. Op die lijst staan echter niet de reinigersattributen die in een apart gedeelte van de reinigerscel staan opgeslagen. Een reinigerscel is groter dan
een reguliere cel en omdat er in de inrichting geen ruimte is om de reinigersspullen op te slaan, gebeurt dat in de reinigerscel. De vorige reiniger heeft alleen zijn persoonlijke spullen meegenomen toen hij wegging. Toen klager in de reinigerscel zijn
intrek nam heeft hij de cel schoongemaakt, maar niet in de schoonmaakspullen gekeken. Daarom heeft hij de cel & inventarislijst getekend. Het spul zat verstopt in een afgesloten doos tussen de reinigersspullen. Desgevraagd geeft klager aan dat de op de
inventarislijst vermelde emmer zich standaard op een cel bevindt.
Klager ging goed om met het personeel dat regelmatig een sigaretje op zijn cel kwam roken. Van een personeelslid genaamd [...] hoorde klager dat er bij het personeel een vermoeden was dat de vorige reiniger aan het handelen was. De reinigerscel bevindt
zich vlakbij de bewaarderswacht. Het personeel heeft goed zicht op de reinigerscel. Klager had geen eigen sleutel van zijn cel en de deur werd nooit afgesloten als hij aan het werk was, behalve wanneer hij van de afdeling afging. Dat was zo de
werkwijze
op de afdeling. Klager is op 7 oktober 2010 achter de deur gegaan na het einde van het dagprogramma om 17.00 uur. Rond 19.00/19.30 uur is hij uit zijn cel gehaald en in de isoleercel geplaatst.
Namens klager wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift. Er is onvoldoende onderzoek verricht door de directeur. Er worden twijfels geuit richting de melding van 21 februari 2011 en de conclusie dat sprake is van hasj. De beroepscommissie
moet
ex tunc toetsen en zich de vraag stellen of de directeur voldoende onderzoek heeft gedaan voorafgaand aan de oplegging van de straf. Het antwoord op die vraag is nee. Het beroep zou dan ook gegrond moeten worden verklaard. De middelen die zijn gevonden
waren niet van klager en hadden al in de cel kunnen liggen voordat hij daar kwam. De inventarislijst ziet niet op de reinigersspullen die op de cel lagen. Het is een afwijkende cel. En juist tussen de reinigersspullen zijn de bolletjes gevonden.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager werd door de locatie Arnhem Zuid voorgesteld voor overplaatsing in verband met het feit dat bij klager een hoeveelheid drugs is aangetroffen die door de directie is aangemerkt als een handelshoeveelheid. Klager functioneerde binnen de inrichting
als reiniger, een baantje waarbij je relatief veel bewegingsvrijheid hebt binnen de inrichting. Binnen de inrichting was er al een tijdje het vermoeden dat klager zich in had gelaten met handel, alleen kon dit niet worden gestaafd met feiten. Tijdens
een bijzondere celcontrole is er op de cel van klager een hoeveelheid drugs aangetroffen die verpakt was in kleine pakketjes. Gelet op deze vondst en het feit dat klager zelf niet scoorde op gebruik was er een aanduiding voor handel. Klager heeft
hiermee laten zien dat hij de vrijheden die hij heeft gekregen in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap niet aankon. Klager diende daarom geplaatst te worden in een BGG-regime met een gestructureerde afdeling waar hij beter gevolgd kon
worden. Klager is zelf verantwoordelijk voor wat er op zijn cel wordt aangetroffen. In de rapportage was sprake van een grote hoeveelheid drugs. Over de wijze waarop klager zijn cel heeft betrokken is de selectiefunctionaris niets bekend. Daar wordt in
de rapportage ook niet over gesproken. Bij het nemen van de beslissing dient de selectiefunctionaris er vanuit te gaan dat de geldende procedure is gevolgd. Dat klager op gezette tijden niet in zijn cel aanwezig is en dat deze daardoor voor andere
bereikbaar is, lijkt de selectiefunctionaris een verantwoordelijkheid van klager zelf. Hij had de piw-ers kunnen verzoeken zijn cel bij verlaten te sluiten.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis BGG is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De beroepscommissie stelt vast dat klagers beroep betreffende de disciplinaire straf gegrond is verklaard omdat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming van de directeur. Uit de inrichtingsrapportage valt op te maken dat klager zich tot de vondst van
de contrabande goed heeft gedragen binnen de inrichting en om die reden ook het baantje van reiniger vervulde. Er was een vermoeden van betrokkenheid van klager bij handel binnen de inrichting, maar dat vermoeden kon tot de vondst van de contrabande op
zijn cel, niet worden gestaafd. Uit onderzoek is uiteindelijk komen vast te staan dat de contrabande hasj bevatten. De beroepscommissie is van oordeel dat de enkele vondst van contrabande - waarbij het de vraag is of die hoeveelheid kan worden
aangemerkt als een handelsvoorraad - op de cel van klager niet zonder mee tot de conclusie kan leiden dat hij niet (langer) geschikt is voor verblijf in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap. Klager was reeds in reactie op de vondst
disciplinair gestraft en het inrichtingsadvies strekt niet tot plaatsing van klager in een BGG-gevangenis, maar tot overplaatsing naar een andere inrichting. Gelet hierop moet de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in
aanmerking
komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de beslissing van de selectiefunctionaris zal worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op met inachtneming van haar uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen twee weken na ontvangst daarvan. Zij zal in een
afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 31 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven