nummer: 11/310/GV
betreft: [klager] datum: 14 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.A. van der Horst, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 januari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De raadsman heeft aangegeven het beroepschrift op een later moment te willen aanvullen. Klagers voorlopige hechtenis is tot twee keer toe gedurende een aantal maanden geschorst. Het is feitelijk
onjuist dat hij naar aanleiding van een incident tijdens een schorsing weer zou zijn ingesloten. Beide schorsingen waren toegewezen voor bepaalde tijd en in beide gevallen heeft klager de volle termijn van de schorsing in vrijheid doorgebracht. Door
het
Openbaar Ministerie is ook nimmer gesteld dat klager schorsingsvoorwaarden zou hebben overtreden noch heeft het om opheffing van die schorsing verzocht. Een nieuw schorsingsverzoek is op enig moment afgewezen omdat klagers persoonlijke omstandigheden
een schorsing niet meer zouden rechtvaardigen. In klagers ogen is er daarom geen enkel argument om het verzoek om algemeen verlof af te wijzen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager om algemeen verlof is afgewezen om de navolgende redenen. Klager heeft twee keer eerder een schorsing van zijn voorlopige hechtenis gekregen. Het betrof daarbij de periodes tussen 16 juli 2009 en 23 november 2009 en tussen 26
april 2010 en 16 juli 2010. Kennelijk heeft er, zo komt naar voren uit het advies van de Advocaat-Generaal
(A-G), tijdens die laatste schorsing een incident plaatsgevonden. De A-G heeft helaas de moeite niet genomen om dat incident nader te omschrijven. Het was echter wel aanleiding om aan klager geen nieuwe schorsing van de voorlopige hechtenis toe te
kennen. De selectiefunctionaris heeft op grond daarvan geconcludeerd dat klager kennelijk niet op correcte wijze kan omgaan met de aan hem toevertrouwde vrijheden, om welke reden vooralsnog negatief is beslist op zijn verzoek.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, zulks op grond van het negatieve advies van het Openbaar Ministerie.
De A-G bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van eventuele detentiefasering en ten aanzien van het verzoek om algemeen verlof. Als reden wordt aangegeven dat klager, die vervolgd wordt ter zake van
mensenhandel op grote schaal, tijdens een eerdere schorsing van zijn voorlopige hechtenis betrokken is geweest bij een incident. Hieruit zou blijken van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde en ongewenste confrontatie met slachtoffers.
De politie Haaglanden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een verlof op het door verzoeker gemelde verlofadres.
3. De beoordeling
Klager verblijft, in afwachting van de uitspraak in hoger beroep, in voorlopige hechtenis ter zake van een veroordeling in eerste aanleg wegens (kortweg) gedwongen prostitutie, mensenhandel en witwassen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op
of omstreeks 19 november 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.
Klager is in eerste aanleg tot een lange gevangenisstraf veroordeeld ter zake van ernstige delicten. Tijdens zijn voorlopige hechtenis is twee keer een verzoek schorsing van die voorlopige hechtenis toegewezen. Ter zitting van het gerechtshof van 16
juli 2010 is die schorsing geëindigd en aan klager is geen nieuwe schorsing van die voorlopige hechtenis verleend. De A-G bij het ressortsparket te Amsterdam heeft negatief geadviseerd in verband met de vrees voor maatschappelijke onrust en het gevaar
voor confrontatie met slachtoffers. Daarbij heeft hij aangegeven dat tijdens de laatste schorsing van de voorlopige hechtenis een incident is voorgevallen. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat dit negatieve advies van de A-G voor hem van
doorslaggevende betekenis is geweest. Nu evenwel door de (negatief) adviserende A-G op geen enkele wijze duidelijkheid is gegeven over de aard van het incident waarbij klager (kennelijk) betrokken zou zijn geweest, had de Staatssecretaris dat advies
geen doorslaggevende betekenis mogen geven. Dat geldt overigens ook voor het negatieve advies van de directeur, dat immers is gegrond op het negatieve advies van de A-G. In een geval als het onderhavige had het – in het kader van een zorgvuldige
voorbereiding van de beslissing – voor de hand gelegen nadere informatie op te vragen, waarmee de vrees voor maatschappelijke onrust en het gevaar voor slachtofferconfrontatie (mogelijk) had kunnen worden onderbouwd. Dat geldt temeer nu uit de thans
voorliggende informatie niet blijkt of een eventueel te verlenen verlof had kunnen worden ingekaderd door het stellen van nadere bijzondere voorwaarden. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing moet
worden geacht onvoldoende zorgvuldig te zijn voorbereid. Het beroep dient om die reden gegrond te worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Aan de Staatssecretaris zal opdracht worden gegeven een nieuwe beslissing te nemen, met
inachtneming van deze uitspraak, binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 maart 2011
secretaris voorzitter