Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3396/GB, 7 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3396/GB

Betreft: [klager] datum: 7 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het PPC (Penitentiair Psychiatrisch Centrum) I van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 september 2010 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zoetermeer. Op 15 oktober 2010 is hij overgeplaatst naar het PPC I van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep, kort weergegeven en voor zover hier van belang, als volgt toegelicht.
De wijze waarop de overplaatsing door de selectiefunctionaris wordt verantwoord, is schandalig en leugenachtig. Klager heeft bovendien aangegeven geen enkel contact met psychiaters en psychologen te willen. Klager wil dat zowel de selectiefunctionaris
als de gedragsdeskundige van de locatie Zoetermeer inhoudelijk reageert op klagers argumentatie. Verder wil klager dat alle informatie die er over hem is, hem wordt toegezonden. In de beslissing op het bezwaar is niet ingegaan op de door klager
aangevoerde argumenten. Wel worden er wederom argumenten aangevoerd die onjuist zijn, namelijk dat klager niet geschikt zou zijn voor een regulier regime, klager daarom in de observatiecel is geplaatst en dat het niet goed zou gaan met klager. Het was
klager reeds bekend dat psychiaters en psychologen leugenachtig zijn en dit blijkt temeer uit klagers overplaatsing naar het PPC. Klager wil enkel en alleen eerlijke rechtszittingen met getuigen en optimale waarheidsvinding, zonder dat daar
psychiatrische rapporten en adviezen aan te pas komen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de locatie Zoetermeer kwam op basis van verkregen informatie van de psycholoog tot het voorstel klager over te plaatsen. Op grond van het inrichtingsvoorstel en bijgevoegd indicatieadvies is besloten klager te selecteren voor het PPC.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC I van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:
“a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;
b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.”
De nota van toelichting geeft aan dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14 van
de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen.
In de nota van toelichting bij artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de
behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.” (Stcrt. 30 december 2009, nr. 19971)

4.4. Klager is op 24 september 2010 geplaatst in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer. Blijkens het selectieadvies is hij diezelfde dag in de observatiecel met camerabewaking geplaatst vanwege zijn gemoedstoestand. Op 28 september 2010 is
voorgesteld
klager, gelet op het advies van de inrichtingspsycholoog, over te plaatsen naar een PPC. Uit het bijgevoegde Indicatieadvies blijkt dat klager niet mee wil werken aan een indicatiestelling, hetgeen heeft geleid tot een zeer summier advies. In het
indicatieadvies wordt vrijwel uitsluitend het volgende vermeld: “betr. is niet volledig coherent, is een spraakwaterval, ontkent psychiatrie, RM 2008, is anti Justitie. Insteek: stabilisatie” en “Is nu moeilijk in te schatten, weigerde biometrie”.

4.5. De beroepscommissie is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken onvoldoende duidelijk is kunnen worden dat ten aanzien van klager forensische zorg is geïndiceerd. Daartoe is de informatie in zowel het selectieadvies als het
Indicatieadvies te summier. Ook heeft zij meegenomen het feit dat klager slechts vier dagen in het h.v.b. van de locatie Zoetermeer verbleef. De beroepscommissie deelt hetgeen hierover in het selectieadvies staat, namelijk dat deze periode te kort is
voor een objectieve gedragsrapportage. De beslissing van de selectiefunctionaris dient derhalve wegens onvoldoende motivering te worden vernietigd. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 7 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven