Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2764/GA, 3 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2764/GA

betreft: [klager] datum: 3 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Grave heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 15,= toegekend vanwege de gedeeltelijke gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van voorwerpen na een overplaatsing, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is geen gedetailleerd verslag opgemaakt en niet is vermeld welke eigendommen van klager weggegooid zijn. Vooraf is ook niet meegedeeld dat niet-houdbare producten niet verhuisd worden. Klager had ook producten kunnen afgeven aan medegedetineerden.
Klagers vrouw heeft twee dagen voorafgaand aan de overplaatsing aangeboden klagers spullen te verhuizen. Producten als kruidenzakjes, spaghetti, conservenmiddelen in blik en potjes vergaan niet. Dat geldt ook voor Tupperware-bakjes en ingevroren
producten. Klager heeft veel betaald voor de vermiste producten. Zelfs klagers aantekeningen zijn kwijtgeraakt. Klager was niet aanwezig bij het inpakken van zijn spullen. Het is hem geweigerd om zelf zijn spullen in te pakken. De tegemoetkoming is te
laag.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat het ontruimen van klagers cel op twee momenten heeft plaatsgevonden, namelijk op 8 januari 2010 en 11 januari 2010. De beroepscommissie stelt voorts vast dat de inhoud van het ontruimingsverslag en de inhoud van de
ontvangstlijst niet geheel overeenkomen. Gezien het vorenstaande is niet geheel uit te sluiten dat klager inderdaad meer voorwerpen mist na zijn overplaatsing. De beroepscommissie kan zich daarom niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het
beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen.
Over de tegemoetkoming merkt de beroepscommissie nog op dat deze bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan
wel een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om

op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient te worden opgemerkt dat indien de beroepscommissie een verzoek om schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of
gedeeltelijk honoreert bij de vaststelling van de tegemoetkoming, klager (op zijn minst gedeeltelijk) het recht verspeelt om een schadevergoedingsverzoek aan de directeur te doen.
De beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen als na te melden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven