Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2435/GA, 25 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2435/GA

betreft: [klager] datum: 25 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de verstrekking van minder brood.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt, kort weergegeven en voor zover hier van belang, in beroep als volgt toegelicht. Met name de artikelen 60, 67 en 68 van de Pbw zijn door de niet-ontvankelijkheid geschonden. De
niet-ontvankelijkheid kan niet worden gegrond op de overweging dat het een beklag tegen een algemene, voor alle gedetineerden geldende regel betreft. Klager is immers direct door dit besluit getroffen en de regel is in strijd met hogere wet- en
regelgeving. Een gedetineerde heeft recht op voldoende voeding. Een besluit van de Staat dat onvoldoende voeding tot gevolg heeft, verdraagt zich niet met artikel 44 van de Pbw.
Het verkrijgen van de ‘normale’ hoeveelheid brood levert altijd problemen op. Wanneer om meer brood wordt gesmeekt, wordt dit namelijk niet altijd verstrekt of arriveert het niet op tijd. Ditzelfde geldt voor de verstrekking van melk.
Klager verzoekt om gegrondverklaring van het beklag en toekenning van een rechtsherstellende tegemoetkoming. Verder doet klager het verzoek dat verstrekking van de normale hoeveelheid brood en melk van rechtswege zal geschieden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Indien het beklag moet worden geacht te zijn gericht tegen de hoeveelheid van de dagelijkse verstrekking van brood door de inrichting, geldt dat die verstrekking is vastgelegd in een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende
algemene regel. Tegen een dergelijke algemene regel staat, behoudens de uitzondering van strijd met hogere wet- of regelgeving, geen beklag (en beroep) open. In dat geval dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in dat beklag.

Indien het beklag moet worden geacht te zijn gericht tegen het niet-verstrekken van extra brood, terwijl daarom wel is verzocht, zou klager ontvankelijk zijn in zijn beklag. Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Pbw, draagt de directeur immers de
zorg voor (onder meer) de verstrekking van voeding aan de gedetineerde. Onderdeel van die zorgplicht is dat de individuele verzoeken van gedetineerden zorgvuldig worden behandeld. Het zonder nadere onderbouwing niet verstrekken van extra brood, terwijl
daarom wel is verzocht, is dan een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, waartegen beklag en beroep openstaat.

Zowel het klaagschrift van 1 juli 2010 als het door klagers raadsman ingediende klaagschrift van 6 juli 2010 spreekt van een beslissing van de directeur die inhoudt dat er een verandering wordt doorgevoerd in de verstrekking van voeding. Klager geeft
in
de aanvulling op het beklag van 5 juli 2010 onder meer aan dat “de directeur ten onrechte zeer onvoldoende voeding heeft verstrekt. In het bijzonder heeft de directeur slechts 12 sneetjes brood verstrekt voor die lange periode.” Uit het klaagschrift
blijkt niet van een beslissing waarin een verzoek van klager om extra brood is afgewezen of slechts gedeeltelijk is toegewezen. Ook in beroep blijkt niet dat er sprake is geweest van een dergelijk verzoek. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager
heeft bedoeld te klagen over een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel. Van strijd met hogere wet- of regelgeving is niet gebleken. Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan daarom niet leiden tot een ander oordeel
dan
dat van de beklagrechter. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 25 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven