Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2692/GA, 22 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2692/GA

betreft: [klager] datum: 22 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 december 2010, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Klagers raadsman mr. M. de Reus en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het sinds 8 juli 2010 verstrekken van een geringere dagelijkse hoeveelheid brood;
b. het verstrekken van boter die zoutloos is;
c. het niet goed bereiden en/of verwerken van koosjere maaltijden, waardoor deze niet langer als koosjer aangemerkt kunnen worden.

De beklagcommissie heeft klager ten aanzien van onderdeel a van het beklag niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag en de onderdelen b en c van het beklag ongegrond verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Volgens klager heeft de rechter per 1 november 2010 besloten dat de gedetineerden extra brood verstrekt kunnen krijgen als zij daar behoefte aan hebben. De inrichting heeft met die beslissing niets gedaan. In Alphen aan den Rijn maakt de directeur zelf
zijn eigen regels. Als je daar verblijft heb je geen keuze. Als je niet meedoet, dan ga je ten onder in de inrichting. Met klager was afgesproken dat hij zeven dagen per week een koosjere maaltijd verstrekt zou krijgen. Die afspraak, die klager met het
hoofd van de catering had gemaakt, is door de directeur zonder overleg gewijzigd. Inmiddels krijgt hij brood verstrekt dat niet langer verzegeld is. Indien klager meer brood wil, dan moet hij daarom vragen aan het personeel. Hij heeft daar nooit om
gevraagd. Klager weet dat de keuken niet goed functioneert. Als je iets afwijkends wil hebben, gaat de verstrekking daarvan korte tijd goed en dan gaat het weer fout. Het is in Alphen aan den Rijn zo erg, dat er gedetineerden zijn die helemaal geen
gebruik willen maken van het uit de inrichtingskeuken verstrekte eten. De verstrekte voeding is erg saai. Er wordt vaker drie of vier dagen na elkaar dezelfde soort voeding verstrekt. Sinds de wijzigingen in de catering wordt er ander soort beleg
verstrekt en is de verstrekte boter zoutloos.

Klagers raadsman, die door weersomstandigheden verhinderd was ter zitting van de beroepscommissie aanwezig te zijn, heeft het beroep schriftelijk als volgt nader toegelicht.
Klager heeft meerdere keren geklaagd over het verstrekt krijgen van koosjere maaltijden waarvan de verpakking was aangebroken. Ook heeft hij geklaagd over de wijze van bewaren en verwerken van voeding in de inrichting, welke bewaring en verwerking niet
plaatsvinden overeenkomstig de richtlijnen met betrekking tot belijders van de joodse godsdienst in penitentiaire inrichtingen. Hierdoor heeft de directeur zijn zorgplicht geschonden. De beklagcommissie heeft, alvorens uitspraak te doen, kennelijk
inlichtingen ingewonnen bij derden, zonder dat aan klager en zijn raadsman te melden. Hierdoor is aan klager niet de gelegenheid geboden tot het opgeven van eventueel te stellen vragen, terwijl hem ook geen mededeling is gedaan van de zakelijke inhoud
van die mededelingen. Klager wil daarom dat de bestreden beslissing wordt vernietigd en verzoekt de beroepscommissie een tweetal met name genoemde getuigen, welke in de p.i. verblijven en koosjere voeding verstrekt dienen te krijgen, te horen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om getuigen te horen af.

Ten aanzien van onderdeel a van het beklag geldt het volgende:
Indien het beklag zou zijn gericht tegen de dagelijks verstrekte hoeveelheid brood door de inrichting, geldt dat die verstrekking is vastgelegd in een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen een dergelijke
algemene regel staat, behoudens de uitzondering van strijd met hogere wet- of regelgeving – geen beklag (en beroep) open. In dat geval dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in dat beklag.

Indien het beklag zou zijn gericht tegen niet-verstrekken van extra brood, terwijl daarom wel is verzocht, zou klager ontvankelijk zijn in zijn beklag. Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pbw, draagt de directeur immers de zorg
voor (onder meer) de verstrekking van voeding aan de gedetineerde. Onderdeel van die zorgplicht is dat aan de individuele gedetineerde voldoende voeding wordt verstrekt. Het zonder nadere onderbouwing niet verstrekken van extra brood, terwijl daarom
wel
is verzocht, is dan een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, waartegen beklag en beroep openstaat.

Nu klager, zoals door hem aangevoerd ter zitting van de beroepscommissie, nooit heeft gevraagd om de verstrekking van een grotere hoeveelheid, kan er ook geen sprake zijn van een weigering door de directeur om die grotere hoeveelheid te verstrekken.
Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager heeft bedoeld te klagen over een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel. Van strijd met hogere wet- of regelgeving is niet gebleken. Hetgeen in beroep is aangevoerd
ten aanzien van onderdeel a van het beklag, kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen b en c van het beklag kan, bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing van die klachten, niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ook
ten
aanzien van deze onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2011

secretaris

Naar boven